De effecten van oxytocine op de herkenning van emoties, sociaal functioneren en hechting

Emmely
Berra

Oxytocine: De effecten van het ‘knuffelhormoon’ verder onderzocht.

Oxytocine wordt wel eens het populairste neuropeptide genoemd van de laatste decennia. Op het internet levert een zoekopdracht gemakkelijk zes miljoen resultaten op waarbij websites gevonden worden die verwijzen naar de gunstige effecten van oxytocine op het aangaan van sociale interacties en relaties of het bewerkstelligen van vertrouwen en hechting met anderen. Oxytocine staat daarom ook wel gekend als het ‘knuffelhormoon’. Maar wat is oxytocine nu eigenlijk?

Wat is oxytocine?
Initieel werd oxytocine rond 1900 ontdekt als een stofje dat de contracties van baarmoederweefsel kan bevorderen. Decennialang werd oxytocine dan ook beschouwd als een belangrijk zwangerschapshormoon dat een rol speelt bij de bevalling en het op gang brengen van borstvoeding. Pas in de jaren ‘70 werd aangetoond dat oxytocine niet alleen een hormoon is, maar eveneens een belangrijke neuromodulator in de hersenen. Zo werden bijvoorbeeld hogere concentraties van oxytocine gemeten tijdens het aangaan van sociale interacties, bij verliefd zijn en bij seksuele activiteit. Deze eerste observaties veroorzaakten een exponentiële groei in het aantal onderzoeken dat de effecten van oxytocine op sociaal gedrag verder bestudeerden. Eén studie gebruikte hiervoor bijvoorbeeld de Trier Social Stress Test die nagaat hoeveel sociale stress een persoon ervaart bij het oplossen van een wiskunde-vraagstuk in het bijzijn van een publiek. Eerder werd al aangetoond dat deze stress verminderd wanneer mensen steun ervaren van een goede vriend. Interessant genoeg werd aangetoond dat het toedienen van oxytocine via een neusspray (intranasaal) een gelijkaardig kalmerend effect had. Naast deze effecten op sociale stress, toonden latere onderzoeken aan dat oxytocine eveneens het empathisch vermogen kan vergroten, de herkenning van emotionele gezichten kan verbeteren en het vertrouwen naar andere mensen kan doen toenemen.

Hoe werkt oxytocine? Enkele theorieën.
Iedereen is het erover eens dat oxytocine een belangrijke rol speelt bij sociaal gedrag. Echter, in de loop der jaren werden verschillende theorieën naar voren geschoven om te verklaren hoe oxytocine deze effecten bewerkstelligt. Een eerste theorie, de ‘prosociale theorie’, stelde dat oxytocine waarschijnlijk rechtstreeks inwerkt op hersensystemen ter bevordering van sociaal gedrag. De ‘angst/stress theorie’ daarentegen stelde dat de prosociale effecten van oxytocine mogelijks indirect worden gestuurd, namelijk door het verminderen van (sociale) stress van de persoon. Nog een andere theorie, de ‘in/out-group’ theorie stelde dat oxytocine evolutief een rol zou gespeeld hebben bij het bevorderen van vertrouwen en samenwerking tussen personen die tot dezelfde groep (of familie) behoren, maar dat oxytocine eveneens een negatief of conflict-verhogend effect zou hebben naar personen die niet tot de ‘eigen’ groep behoren. Verschillende onderzoeken hebben inderdaad aangetoond dat de effecten van oxytocine sterk kunnen verschillen van persoon tot persoon of afhankelijk van de context zodat toediening van oxytocine soms kan leiden tot ‘anti-sociale’ gedragingen of zelfs agressie of afgunst. Zeer recent werd de ‘social salience’ theorie naar voren geschoven die stelt dat het oxytocine-systeem in de hersenen sterk verbonden zou zijn met het moduleren van de aandacht naar sociale signalen uit de omgeving. Deze theorie verklaart dat oxytocine zowel positieve als negatieve gedragingen kan uitlokken, doordat het de aandacht naar zowel positieve als negatieve externe sociale signalen kan verhogen. De theorie verondersteld dan ook dat de interindividuele verschillen in de effecten van oxytocine nauw samenhangen met de persoonlijke ervaringen, opvoeding, maar ook leeftijd en geslacht van een persoon, omdat deze factoren mee kunnen bepalen of iets als positief of negatief ervaren wordt.

Wat hebben wij onderzocht?
Ondanks de interpersoonlijke verschillen in de effecten van oxytocine, is er een grote interesse om de potentiële therapeutische werking van oxytocine verder te bestuderen bij verschillende psychiatrische aandoeningen, zoals autisme spectrum stoornissen (ASS), schizofrenie, depressie of angststoornissen. Vooral voor de behandeling van ASS lijkt oxytocine zeer beloftevol te zijn, omdat mensen met autisme vaak een verlaagde aandacht of verwerking van sociale signalen uit de omgeving vertonen wat dan weer aan de basis ligt aan de ASS-specifieke problemen met sociale interacties en communicatie. Het onderzoek van mijn masterthesis kaderde binnen een groter project dat de effecten van oxytocine toediening wenst na te gaan op de verwerking van sociale signalen en andere autisme-gerelateerde vragenlijsten.

Eerdere studies onderzochten voornamelijk de directe effecten van oxytocine, namelijk onmiddellijk na toediening van de oxytocine neusspray. Minder is geweten over de langere termijn effecten waarbij oxytocine dagelijks word toegediend tijdens een bepaalde periode. De experimenten uit mijn thesisonderzoek maakten deel uit van een zogenaamde ‘gerandomiseerde, dubbel geblindeerde en placebo-gecontroleerde’ studie, waarbij zowel directe als lange-termijn effecten nagegaan werden (dagelijkse intranasale dosis oxytocine gedurende veertien dagen). Uitsluitend gezonde, jongvolwassen mannen namen deel aan de studie (gemiddeld 21 jaar).

Directe effecten van oxytocine werden nagegaan aan de hand van een reeks computertaakjes waarbij gemeten werd hoe snel en accuraat emotionele lichaamstaal, emotionele gelaatsuitdrukkingen en sociale interacties herkend kunnen worden. Onze eerste resultaten toonden aan dat een enkele dosis oxytocine weinig of geen verbetering in de verwerking van deze sociale signalen bewerkstelligde. Alleen voor het herkennen van emotionele lichaamstaal werd een positief effect van oxytocine aangetoond, hoewel, enkel als de proefpersoon stimuli verwerkte die hij nog nooit tevoren gezien had.

Lange-termijn effecten van oxytocine (na een periode van veertien dagen) werden nagegaan aan de hand van autisme-gerelateerde vragenlijsten die peilen naar veranderingen in sociale vaardigheden en repetitieve en restrictieve gedragingen. Daarnaast werden ook vragenlijsten afgenomen om te peilen naar mogelijke veranderingen in hechtingsstaat, gemoed en levenskwaliteit. Hier toonden de resultaten aan dat toediening van oxytocine over een langere periode een positief effect kan hebben op sociale motivatie en hechting naar vrienden toe. Ook een vermindering van negatieve gemoedstoestanden zoals kwaadheid en gespannenheid werden gerapporteerd.

Deze eerste resultaten zijn alvast veelbelovend. Replicatie van de resultaten met grotere steekproeven alsook inclusie van patiënten zullen echter noodzakelijk zijn om verder na te gaan of oxytocine een mogelijke nieuwe therapie kan vormen voor de behandeling van de sociale problemen van personen met ASS. Ook het verder in kaart brengen van interindividuele verschillen in de effecten van oxytocine zullen van groot belang zijn in de toekomst. 

Download scriptie (1.62 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2015