Geef het aan de kleinkinderen

Lien
Van Goethem

De vrijwillige erfenissprong is een relatief recente vorm van successieplanning, waarbij de kleinkinderen rechtstreeks tot de nalatenschap van hun grootouders komen. Het gaat om een vorm van successieplanning in extremis, die mits de nodige aanpassingen kan uitgroeien tot een overdonderend succes.

De gemiddelde levensverwachting neemt gestaag toe waardoor kinderen op steeds latere leeftijd van hun ouders erven. Op dat ogenblik hebben zij hun lening afbetaald en kijken ze reeds opgetogen uit naar dat langverwachte pensioen. De centen verkregen uit de nalatenschap vormen een mooie aanvulling, maar vaak zullen de kleinkinderen van de overledene meer nood hebben aan een financieel duwtje in de rug. Het kan bijgevolg nuttig zijn om de nalatenschap onmiddellijk aan hen te laten toekomen.

In de wandelgangen werd reeds lange tijd gedebatteerd over de invoering van de vrijwillige erfenissprong en in 2012 werd deze nieuwe vorm van successieplanning ook tot leven geroepen. Het kind kan voortaan de nalatenschap verwerpen met als bedoeling de kleinkinderen van hun grootouder te laten erven. De kleinkinderen vervullen op deze wijze de plaats van hun ouders in de nalatenschap van de grootouders.

Deze generatiesprong kent echter enkele hinderpalen. Allereerst dient men de nalatenschap te verwerpen. Enerzijds lijkt de verwerping van de nalatenschap een erg drastische werkwijze met het oog op het besparen van successierechten. Anderzijds legt dit mechanisme de drempel erg hoog. Het is immers niet mogelijk om een nalatenschap gedeeltelijk te verwerpen. De vrijwillige erfenissprong maakt dan ook een kwestie van alles of niets uit, waardoor de kinderen van de erflater enigszins terughoudend zullen zijn.

Daarnaast kan men ingevolge een verwerping de staat niet benadelen, aldus de fiscale wetgever. Concreet zal minstens hetgeen de kinderen theoretisch hadden moeten afdragen door de kleinkinderen verschuldigd zijn. Evenwel zitten de gelden reeds een generatie verder, waardoor op termijn geen tweede maal successierechten verschuldigd zijn. De kritiek dat er geen sprake is van een fiscaal voordeel, dient bijgevolg te worden genuanceerd.

Desalniettemin kent de vrijwillige erfenissprong ook belangrijke voordelen. Het initiatief ligt in handen van de oorspronkelijk erfgerechtigde. De erflater kan de verwerping niet op voorhand afdwingen van zoon- of dochterlief. Hij blijft steeds gebonden door het voorbehouden erfdeel. Dit is eerder een voordeel, nu de vrijwillige erfenissprong het enige mechanisme uitmaakt dat het keuzerecht in handen van de erfgenaam en niet in handen van de erflater legt. Dit geldt des te meer indien de kleinkinderen onvoldoende matuur zijn of het aantal kleinkinderen onzeker is. De erfgenaam is het best in staat om deze twee criteria te beoordelen.



Tot slot mag de eenvoud waarmee de sprong kan worden gerealiseerd niet worden geminimaliseerd. Dit staat in schril contrast met andere vormen van successieplanning, zoals een testament of een maatschap. Alvorens de nalatenschap openvalt, dient geen enkel initiatief te worden ondernomen. Op dit vlak onderscheidt de vrijwillige erfenissprong zich van enige andere vorm van successieplanning.

Er is zeker en vast nog ruimte voor verbetering. De nakende hervorming voert idealiter de aanvaarding met doorgeefrecht in. In deze hypothese aanvaardt het kind de nalatenschap, maar heeft het de mogelijkheid om binnen een vooraf vastgelegde termijn de erfenis geheel of gedeeltelijk door te geven aan de kleinkinderen van de overledene zonder enige fiscale heffing.

Ook een blik op de alternatieven speelt mee in de vraag naar de rol van de vrijwillige erfenissprong. Geen enkele andere vorm van successieplanning kan echter worden aanzien als een volwaardig of beter alternatief. De alternatieven kunnen dan wel beter klinken in theorie, maar bieden weinig soelaas indien de nalatenschap openvalt en geen enkele alternatieve vorm van successieplanning heeft plaatsgevonden.

De plaatsvervulling na verwerping distantieert zich van haar alternatieven doordat zij in extremis kan plaatsvinden. Tot slot ligt het initiatiefrecht bij de erfgenaam en niet bij de erflater. In het volledige arsenaal aan alternatieven (met inbegrip van de schenking en het testament) moet het initiatief uitgaan van de toekomstige erflater, waardoor de vrijwillige erfenissprong zich ook in dit opzicht onderscheidt. Er wordt op deze manier niet voorbijgegaan aan het kind van de overledene, dat zelf best geplaatst is om te beslissen waar de gelden nodig zijn.

De invoering van de aanvaarding met doorgeefrecht kan de vrijwillige erfenissprong dus laten uitgroeien tot een overdonderend succes. De drempel verlaagt aanzienlijk eens een gedeeltelijke erfenissprong ten tonele verschijnt. Op deze wijze laat de vrijwillige erfenissprong zijn alternatieven op verschillende vlakken achter zich.

Download scriptie (1.01 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Prof. dr. Mark Delanote