De galerie voor de hedendaagse kunst. Brussel als case study.

Lotte
De Voeght

De galerie voor hedendaagse kunst

 

Over de hedendaagse kunstwereld doen wilde verhalen de ronde over blinde speculaties, machtsvertoon en prestige, het lanceren van artiesten, het managen van de kunst en groot geldgewin. De kunstmarkt, en daarmee ook de kunst zelf, lijken manipuleerbaar door de invloed van toonaangevende verzamelaars en galeriehouders zoals een Charles Saatchi. Het Britse kunstcircuit beleefde onlangs nog koortsachtige momenten toen ’s werelds meest spraakmakende verzamelaar aankondigde een deel van zijn collectie te willen verkopen, waaronder de door hem de hemel in geprezen Damien Hirst en Marc Quinn. Deze kunstenaars, die sinds het begin van de jaren 1990 door de peetvader van de British Art waren gepromoot, worden nu door Saatchi verkocht en lopen hierdoor het risico dat hun marktwaarde keldert. Ligt het lot van de kunstenaars dan volledig in handen van de galeriehouders en de rijken der aarde? Is de kunstenaar een willoos slachtoffer, een speelbal in handen van diegenen die bepalen wat kunst is en wat niet? Of zijn de kunstenaars in staat hun prijs autonoom te bepalen en het grote geld zelf binnen te rijven? Geen van beide is waarschijnlijk volledig waar en er is nood aan nuancering.

 

Een kunstmarkt waarin de kunsthandelaars de touwtjes in handen hebben, ontstond al in het begin van de twintigste eeuw. De historische avant-garde, die wilde breken met de officiële academische kunst, keerde ook de bourgeois salons de rug toe. De nieuwe onafhankelijke kunst had dus een alternatieve autonome infrastructuur nodig, een rol die de avant-gardegalerieën op zich namen. De veranderde maatschappij en de evoluties binnen de kunstwereld hebben vanzelfsprekend de kunstmarkt, en dus ook het galeriewezen, getekend. Is in tijden waarin de kunstenaar zijn eigen manager is geworden, nog wel een rol weggelegd voor de ooit zo invloedrijke galerie? Heeft een zelfstandige kunstenaar die zich professioneel weet te organiseren, ondernemend is en bewust van zijn sociaal statuut, nog wel nood aan een ondersteunend netwerk?

Kunstenaars zien hun werk liever als een instrument voor communicatie en als een object voor discours, dan als handelswaar op de (kunst)markt. Toch blijft een kunstwerk tot op zekere hoogte afhankelijk van zijn objectivering. In deze context zal de privé-galerie een rol spelen, niet alleen als economische flank maar ook als schakel in een bredere infrastructuur. Als intermediair orgaan binnen de kunstmarkt is de galerie in staat de esthetische waarde van een kunstwerk om te zetten in monetaire waarde. De galerie biedt financiële zekerheid aan haar kunstenaars zonder echter terug te vallen op het vroegere systeem van patronage. Het feit dat bij de galerie de grens vervaagt tussen esthetische belangen en commercie, verklaart haar ambivalente en soms tegenstrijdige plaats binnen de artistieke wereld.

De galerie is het middelpunt van de promotiecampagne van individuele kunstenaars, draagt bij tot de profilering van de nieuwe artistieke tendensen en is het zenuwcentrum van het kunstkritische debat waarin jonge kunstenaars gemaakt of gekraakt worden. De kunsthandelaar ‘creëert’ een publiek voor de kunst die hij tentoonstelt en verhandelt. Sinds de moderniteit domineren het subjectieve oordeel en de persoonlijke smaak van de experts, en de waarde van een kunstwerk wordt ‘geconstrueerd’ op basis van de kwaliteitsoordelen van de ‘decision makers’.

De waarde van een kunstenaar wordt dus mee opgebouwd door een aantal sociale referenten: welke galerie vertegenwoordigt de kunstenaar, welke verzamelaar koopt hem en welke critici beoordelen zijn werk? De galerie is zodoende ook als institutionele context fundamenteel. Zij fungeert als platform voor de verschillende protagonisten van de kunstmarkt. Handelaars, verzamelaars, kunstcritici, artiesten, museummedewerkers en curators interageren met elkaar binnen de galerie. De private verzamelaar is niet alleen de belangrijkste klant van het artistiek- innovatieve galeriecircuit, hij wint ook meer en meer aan betekenis als actieve en geëngageerde promotor van de eigentijdse kunst. Elke galerie zal ook direct of indirect relaties onderhouden met één of meerdere kunstcritici die via de pers de markt klaarstomen voor de kunstenaars van die galerie. De kunstcriticus reflecteert over de gangbare concepties over kunst en brengt de communicatie tussen de kunstenaar en zijn publiek onder woorden.

De markt voor hedendaagse kunst heeft een mondiaal karakter gekregen. Deze ontwikkeling heeft een symbolische consequentie, namelijk dat internationalisering en buitenlandse erkenning garant staan voor kwaliteit. Niet alleen de kunstenaars maar ook de galerieën ondervinden hierdoor een sterke druk om op wereldschaal te opereren. Ondanks hun toenemende onafhankelijkheid is het meestal toch onder de vleugels van de galerie dat de kunstenaars zich in het buitenland wagen.

De galerie fungeert nog als bemiddelaar op een ander domein, namelijk als intermediair tussen de private en de publieke sector: de overheid en de musea. Hoewel de relatie tussen de officiële musea en de privé-galerieën moeizaam verloopt, zijn beide partijen afhankelijk van elkaar. Het museum is de laatste halte van het kunstwerk dat oorspronkelijk door de kunsthandelaar in circulatie werd gebracht. Het museum kan de ‘context’ scheppen en het kunstwerk de institutionele erkenning geven die de galerie wegens haar private karakter nooit zal kunnen bieden. Evenals het museum negeert ook de overheid vaak het belang van de privé-galerie. Het beleid is vooral gericht op het stimuleren van het aanbod en de kunstproductie maar er is relatief weinig aandacht voor de vraagzijde van de beeldende kunstwereld.

De vraag wordt dikwijls gesteld of er nog wel nood is aan de expositieruimten van de privé-galerieën nu ook niet-commerciële instellingen gelijkaardige initiatieven verwezenlijken. Wordt de galerie niet gereduceerd tot agentschap of impresario, nu de kunstenaar zijn promotie in eigen handen blijkt te nemen? Volgens sommigen is het principe van de galerie als belangrijkste schakel tussen kunstenaar en publiek zelfs grotendeels een anachronisme geworden. Niet alleen in het creëren van de bestaansvoorwaarden van kunst maar ook in de verankering van de hedendaagse kunst blijft de galerie echter een niet te onderschatten functie vervullen. De galerie schept het materiële, intellectuele en sociale kader waarbinnen de kunst zich kan vormen en kan evolueren. Hierdoor heeft de galerie dus ook belang binnen de gediversifieerde structuur van de ‘kunst’ als instituut. De galerie stimuleert niet enkel individuele kunstenaars in hun artistieke ontwikkeling, maar stelt zich ook als taak de maatschappelijke, ideologische en financiële basis te leggen die het bestaan van hedendaagse kunst garandeert. De rol van de galerie binnen het artistieke landschap is dus nog lang niet uitgespeeld.

 

Download scriptie (522.84 KB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2005