De invloed van de Uruguayaanse burgerpolitiek op de strijd voor de erkenning van het recht op water als een fundamenteel mensenrecht

Kelly
Hertenweg

De spreekwoordelijke druppel

Zuiver, drinkbaar water, we hebben het allemaal nodig, elke dag opnieuw. Het bruikbare zoetwater wordt echter steeds schaarser. Bovendien is er geen alternatief: er bestaat immers geen enkele door de mens manipuleerbare techniek die een gebrek aan water werkelijk kan compenseren. Met andere woorden, op is op.
We zijn er weliswaar allemaal van op de hoogte dat er heel wat mensen zijn die geen of slechts in beperkte mate toegang hebben tot drinkbaar water, maar doorgaans zien we dit als een probleem dat kenmerkend is voor minder ontwikkelde gebieden. Als duidelijk wordt dat het ook óns binnen afzienbare tijd kan en zal overkomen indien we op dezelfde weg verder gaan, zullen we dan beter gaan begrijpen waarom er elders in de wereld – nu al – oorlogen worden uitgevochten om (de toegang tot) water als een basisrecht te laten erkennen? Zullen we dan de inwoners van Uruguay, dat kleine land aan de andere kant van de wereld, dankbaar zijn voor het feit dat ze de moed hebben gehad om de strijd met de watergiganten aan te gaan? Met nog geen 3,5 miljoen zijn ze, maar toch zijn ze in nauwelijks enkele jaren tijd geslaagd waar de Verenigde Naties na bijna 40 jaar debatteren nog steeds rond de hete brij heen blijven draaien. Wat heeft hen zover gebracht? Hoe hebben ze dit voor elkaar gekregen? En wat was de impact van dit baanbrekende resultaat, niet enkel in Centraal- en Zuid-Amerika, maar ook op wereldvlak?
 
Het is inderdaad een feit dat het probleem van het gebrek aan water zich momenteel voornamelijk in ontwikkelingslanden stelt, maar de reden hiervoor dient misschien dichter bij huis te worden gezocht: de toenemende waterschaarste is immers niet enkel een gevolg van de recente klimaatsveranderingen en demografische ontwikkelingen, maar ook van vervuiling en verkeerd en overmatig gebruik van water en dit voornamelijk door de geïndustrialiseerde landen. Wij dus. Het zijn echter in eerste instantie de ontwikkelingslanden die door deze schaarste getroffen worden, onder meer omwille van het feit dat de overheid er vaak niet over de noodzakelijke middelen en kennis beschikt om deze waterschaarste tegen te gaan.
Vanaf de jaren ’90 dacht men deze waterproblematiek te kunnen oplossen door de tot dan toe hoofdzakelijk door de nationale overheden beheerde watervoorzieningen te privatiseren. Deze private ondernemingen beschouwen het water echter als een handelsproduct en zijn het dan ook gaan commercialiseren. Het winstbejag dat hiermee gepaard ging, leidde tot prijsstijgingen, waardoor voor de armere lagen van de bevolking de toegang tot water werd bemoeilijkt of zelfs volledig werd ontzegd. In plaats van een duurzame langetermijnoplossing voor de groeiende waterschaarste werd het probleem met andere woorden alleen maar groter gemaakt.
Dit alles gebeurde zonder inspraak van het volk. Als reactie hierop en omwille van de pure noodzaak om toegang te hebben tot drinkbaar water, is wereldwijd de bevolking zich gaan verenigen om zo samen de strijd aan te gaan voor het recht op water voor iedereen. Zuid-Amerika vormt het hart van deze beweging. De Uruguayanen hebben hierbij het voortouw genomen door in 2004 een referendum goed te keuren waardoor het recht op water als een fundamenteel mensenrecht in de Uruguayaanse grondwet werd opgenomen. Uruguay was hierdoor het eerste land ter wereld waar dit recht onder druk van de bevolking in de grondwet werd ingeschreven.
Hoewel dit een historische gebeurtenis was, is hierover nog steeds slechts weinig bekend. In hoeverre was het recht op water reeds internationaalrechtelijk erkend als een zelfstandig afdwingbaar fundamenteel mensenrecht in de periode voorafgaand aan de het referendum in Uruguay? Onder welke omstandigheden is het protest van de Uruguayanen tegen de uitbuiting door watergiganten op gang gekomen? Wat was de invloed van dit protest op het politieke proces dat aan de opname van het recht op water in de grondwet is voorafgegaan? En wat waren hier uiteindelijk de gevolgen van, zowel op het Centraal- en Zuid-Amerikaanse continent als voor de rest van de wereld? En vooral: hebben de inspanningen van de Uruguayanen en / of de regionale en mondiale uitwassen hiervan een invloed gehad op de internationale wetgeving? Wordt het recht op water met andere woorden inmiddels als een zelfstandig afdwingbaar fundamenteel mensenrecht erkend? Al deze vragen bleken tot op heden nauwelijks onderzocht, laat staan met elkaar in verband gebracht. Toch zijn de antwoorden hierop van cruciaal belang voor de toekomst, willen we vermijden dat het ook op andere plaatsen van de wereld – zoals bijvoorbeeld bij ons – op een dag zo ver komt dat we moeten vechten voor een druppel water.
 
Water is – na zuurstof – de stof waar een levend wezen het minst lang zonder kan, wil het in leven blijven. Toch lijken we dit nog steeds niet ten volle te beseffen: ons waterverbruik neemt immers almaar toe, met de industrie als grootste slokop. Dit zal echter spoedig moeten veranderen, indien we niet willen dat Daniëlle Mitterand gelijk zal krijgen toen ze zei: “Ooit zullen we steenrijk zijn, maar sterven van de dorst.”

Download scriptie (702.5 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2008