De glimlach van een kind na kankertherapie

Laure
Ruyssinck
  • Kaat
    Toulouse

Wanneer een kind gediagnosticeerd wordt met kanker betekent dit de start van een helse periode vol emoties. Maar wat na de vele ziekenhuisbezoeken en de uitputtende behandeling? Wat na het verlossende nieuws “je kind is genezen”? Stopt het daar of heeft de ziekte ook gevolgen op lange termijn?

 

Kanker bij kinderen, een zeldzame maar beangstigende realiteit

Jaarlijks worden in België 320 kinderen (0-15 jaar) gediagnosticeerd met kanker. Een diagnose die zowel bij het kind als de ouders de wereld op z’n kop zet. Samen met het team van artsen en verpleegkundigen wordt dagelijks ingezet op de beste behandeling met maar één doel: genezen. Want genezen van kanker, het kan! Dankzij een betere kennis van de ziekte, de continue vooruitgang in de kankertherapie en een beter inzicht in de nevenwerkingen van de behandeling is de sterfte door deze ziekte gedaald met meer dan 50% tussen 1975 en 2010.

Chemotherapie vormt de hoeksteen van de behandeling aangevuld met chirurgie, radiotherapie en/of een hematopoietische stamceltransplantatie (HSCT). Een hematopoietische stamceltransplantatie is een behandeling waarbij de stamcellen van de patiënt vervangen worden door andere stamcellen. Patiënten kunnen ofwel eigen (autologe transplantatie) ofwel donor (allogene transplantatie) stamcellen ontvangen.

Voorafgaand aan de eigenlijke HSCT ondergaat de patiënt een conditioneringsfase om de resterende kankercellen te vernietigen, het immuunsysteem tolerant te maken en de beenmergruimte beschikbaar te stellen voor het ontvangen van de nieuwe cellen. De conditionering bestaat uit hoog gedoseerde chemotherapie (bijvoorbeeld busulfan) al dan niet gecombineerd met totale lichaamsbestraling.

 

Kankertherapie: een noodzakelijk kwaad

De zware behandeling bestaande uit chemotherapie, radiotherapie en/of een stamceltransplantatie, die nodig is om te genezen, heeft echter niet alleen effect op de kanker. Ook de normale ontwikkeling van het kind wordt verstoord. Tot 40% van de patiënten die kanker overleeft, krijgt te maken met ernstige, levensbedreigende en/of invaliderende bijwerkingen gelinkt aan de therapie. Veel van deze neveneffecten werden reeds in kaart gebracht: groei- en ontwikkelingsproblemen, hormonale- en vruchtbaarheidsafwijkingen, storingen in vet- en glucosemetabolisme, een hoger risico op secundaire maligniteiten, .... De invloed van de behandeling op de gebitsontwikkeling bleef tot op heden echter weinig besproken. Het is tijd om daar verandering in te brengen!

 

Op tandartsbezoek

De mond van 42 patiënten, die voor de leeftijd van 12 jaar een HSCT ondergingen, werd onderzocht. Het gebit werd nagekeken op afwezige tanden (agenesie), te kleine tanden (microdontie) en tanden met verkorte wortels (afwijkende wortel-kroonratio). Agenesie en microdontie kon vastgesteld worden tijdens een algemeen mondonderzoek. Voor het berekenen van een afwijkende wortel-kroonratio werd een RX-overzichtsfoto (orthopantomogram) van het gebit genomen.

Patiënten werden enerzijds in groepen verdeeld op basis van leeftijd (< 3 jaar, 3 – 6 jaar, > 6 jaar) en anderzijds op basis van conditioneringsregime (busulfan, andere chemotherapeutica, totale lichaamsbestraling).

 

Conditioneringsregime en leeftijd als oorzakelijke factoren

Conditionering met busulfan (hoog gedoseerde chemotherapie) en een jonge leeftijd (< 3 jaar) op moment van de stamceltransplantatie komen naar voor als de grote boosdoeners.

Hoe jonger het kind (< 3 jaar) op moment van de behandeling, des te vaker agenesie en microdontie gevonden worden. Afwijkende kroon-wortelratio’s worden voornamelijk gezien in de leeftijdscategorie 3-6 jaar, hetgeen gecorreleerd kan worden aan de chronologie van de gebitsontwikkeling.

Patiënten die behandeld werden met busulfan vertonen vaker agenesie en microdontie dan patiënten die behandeld werden met bestraling of met andere chemotherapeutica.  Afwijkende kroon-wortelratio’s worden in alle conditioneringsregimes in gelijke mate gezien (+/- 75%).

 

Jouw gebit en het gebit van een kind dat kanker overwon: een wereld van verschil

Zowel agenesie, microdontie als een afwijkende wortel-kroonverhouding komen ook in een gezonde populatievoor. Het is daarom essentieel het voorkomen van bovenstaande afwijkingen in de studiegroep te vergelijken met de normaalwaarden.

De prevalentie van agenesie in de studie populatie is 51,3%, een cijfer dat beduidend hoger ligt dan de 6,4% agenesie in een normale populatie. De gevonden prevalentie van microdontie is 46,2% tegenover 0,8-2,58% in een normale populatie. 76,3% Van de patiënten heeft een afwijkende wortel-kroonratio in vergelijking met de normaalwaarden te vinden in de literatuur. 

 

De gedachten van de patiënt

Naast de objectieve metingen werd ook aandacht besteed aan de mening en wensen van de (ex-) patiënten en/of hun ouders. 69% Van de onderzochte patiënten/ouders verklaart dat ze geen informatie hadden over dit mogelijke laattijdige neveneffect van de behandeling. Door het beperkte onderzoek ernaar is dit uiteraard niet zo verwonderlijk. Nochtans wenst 86% van de ondervraagden geïnformeerd te worden over deze mogelijke neveneffecten. Het antwoord op "wanneer" deze informatie moet worden gegeven is inconsistent. 93% Van de patiënten/ouders is geïnteresseerd in een tandheelkundig vervolgadvies op de tandheelkundige afdeling van het Universitair Ziekenhuis Gent. Voor 45% mag dit zelfs een jaarlijks advies zijn.

 

Het belang van een gezonde glimlach

Langdurige tandheelkundige bijwerkingen van de behandeling zijn niet levensbedreigend maar kunnen een enorme impact hebben op de kwaliteit van het leven. Deze tandafwijkingen kunnen psychologische, esthetische en/of praktische problemen veroorzaken. Praktische problemen omvatten het bemoeilijken van occlusie en articulatie en het beperken van de algemene mondgezondheid op de lange termijn. Deze effecten kunnen niet worden tegengegaan door preventieve maatregelen en zijn, eens opgetreden, niet omkeerbaar. Echter, een vroegtijdige detectie en correctie van deze tandheelkundige stoornissen kunnen de toekomstige problemen zo goed als mogelijk opvangen. Het is duidelijk dat een tandheelkundig follow-up overleg belangrijk is en moet toegevoegd worden in het follow-up programma na de HSCT.

 

Conclusie

Patiënten die vóór de leeftijd van 12 jaar met een HSCT zijn behandeld, tonen significant meer agenesie, microdontie en afwijkende wortel-kroonratio’s in vergelijking met een normale, gezonde populatie. Het risico op deze bijwerkingen is gerelateerd aan de leeftijd bij HSCT en het gebruikte conditioneringssysteem. Patiënten en/of hun ouders dienen voor en na de HSCT op de hoogte te worden gebracht van deze late tandheelkundige bijwerkingen. Een tandheelkundige follow-up consultatie na een HSCT in een gespecialiseerd ziekenhuis (bijvoorbeeld het Universitair Ziekenhuis Gent) wordt aangeraden. 

Download scriptie (2.69 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Professor Catharina Dhooge en professor Rita Cauwels
Thema('s)