"Mag iedereen een kind krijgen? Als de overheid je toekomst kan bepalen..."

Jente
De Bruecker

 

Eén. Zoveel kansen krijgt een kind op een goede start. De eerste 1.000 dagen, vanaf de bevruchting tot de tweede verjaardag, zijn immers cruciaal voor een goede ontwikkeling en de latere toekomstmogelijkheden. Het maakt dus wel degelijk uit waar je wiegje staat. Nochtans kan iedereen die voldoende vruchtbaar is, zomaar een kroost op de wereld zetten. Vandaag bevinden nog te vaak kinderen zich vanaf hun geboorte reeds in nesten waar een systematisch tekort is aan ontwikkelingskansen, verzorging, veiligheid, geduld, gezondheid, kinderlijke naïviteit en liefde. Een vaststelling die de schrijfster van deze masterproef concreet deed nadenken over de reproductieve vrijheid van mensen en de eventuele mogelijkheden om deze vrijheid, met respect voor de mensenrechten, te gaan inperken.

De oproep om het debat over gedwongen anticonceptie te openen, flakkert regelmatig op. Zo ook recentelijk naar aanleiding van het schrijnende nieuws dat het lichaampje van de wellicht tot de dood mishandelde Raul uit het Gentse Houtdok werd gevist. Dergelijke berichtgeving doet sommige mensen verzuchten dat er nog steeds geen wettelijk kader gecreëerd is dat voorziet in een specifiek beschermingsmechanisme voor ongeboren, en in het bijzonder voor nog niet-bestaande, kinderen van ouders met uiteenlopende problematieken. Maar de vraag blijft evenwel of deze verzuchting ook effectief kan worden verwezenlijkt.

Een gewaagde mensenrechtenkwestie

De bescherming van het ongeboren, en in het bijzonder van het nog niet-bestaande, kind dat dreigt op te groeien in een nest dat geen nest is, is een politiek en ethisch gevoelig onderwerp. De intiemste aspecten van het mens-zijn liggen immers languit op de tafel. Bovendien wordt het standpunt verdedigd dat de reproductieve gezondheidszorg en de daaraan gerelateerde rechten een mensenrechtenkwestie uitmaken. Deze rechten omvatten per slot van rekening verschillende mensenrechten. Derhalve ontstaat er te allen tijde een gewaagd spanningsveld tussen de beoogde gedwongen anticonceptie en de reproductieve rechten van elk individu.

Maar er is meer. Er bestaan ook nog andere bezwaren die verklaren waarom het zo goed als onmogelijk is om gedwongen anticonceptie in de Belgische wetgeving te verankeren.

Een kinderlijk dilemma?

Uit het gevoerde onderzoek waarbij verschillende mensenrechtenverdragen onder de loep werden genomen, blijkt duidelijk dat het invoeren van gedwongen anticonceptie geen kinderlijk dilemma uitmaakt.

Zo legt het recht om een gezin te stichten in de eerste plaats een principiële onthoudingsplicht in hoofde van de Belgische Staat op, waardoor niemand verhinderd mag worden om kinderen te krijgen. Elke vorm van gedwongen gezinsbeperking, waaronder ook de verplichting tot het gebruik van bepaalde voorbehoedsmiddelen begrepen kan worden, is immers verboden. Anders redeneren zou impliceren dat de essentie van het recht om een gezin op een natuurlijke wijze te stichten, volledig teniet gedaan wordt.

Ook een niet te rechtvaardigen inbreuk op het recht op eerbieding van het privé- en familieleven, het recht op zelfbeschikking, het recht op bescherming van de lichamelijke integriteit en het recht op natuurlijke voortplanting dringt zich in het kader van deze discussie op.

Bovendien zal gedwongen anticonceptie ook in aanvaring komen met het VN-Vrouwenrechtenverdrag en het non-discriminatieverbod, aangezien dit in de praktijk vooral bedoeld zal zijn om op te leggen aan de potentiële moeder. Zij zal immers steeds de drager van het kind zijn.

Daarenboven is het ook niet ondenkbaar dat gedwongen anticonceptie een schending uitmaakt van het absolute verbod op onmenselijke en vernederende behandeling. Zo’n ingrepen zijn immers niet pijnloos en de traumatische gevolgen zijn geenszins te onderschatten.

Desalniettemin stelt zich tot slot ook de vraag of het belang van het ongeboren kind niet in het vizier komt teneinde deze bezwaren alsnog te rechtvaardigen. Uit het gevoerde onderzoek blijkt dat het abstracte belang van het niet-bestaande kind geenszins de nodige soelaas zal kunnen bieden. Het toekennen van rechten aan een abstract, onbestaand organisme dat door het opleggen van de maatregel bovendien ook nooit zal bestaan, brengt een zekere absurditeit met zich mee. Daarenboven zal het enkel het kind zelf zijn dat in het kader van zijn eigen, concrete situatie kan beoordelen of het in zijn belang was om al dan niet geboren te worden, en in het bijzonder om al dan niet te bestaan. Een beoordeling die in se, slechts post factum kan worden gemaakt.  

Alternatieven

Hoewel het zo goed als ondenkbaar is dat gedwongen anticonceptie morgen zal worden ingevoerd, is het daarentegen niet ondenkbaar dat er een aantal alternatieven naar voren geschoven zullen worden. Een bijzondere mogelijkheid die België nog steeds onbenut heeft gelaten.

Nederland maakte daarentegen wel al gebruik van deze mogelijkheid, met als gevolg dat de prenatale ondertoezichtstelling, de dwangopname van de zwangere vrouw en het preventieve programma ‘Nu Niet Zwanger’ reeds het levenslicht zagen. Desalniettemin zijn ook de Nederlandse ongeborenen niet volkomen veilig in de baarmoeder. Uit het gevoerde onderzoek blijkt immers dat Nederland vaak aangehaald wordt als good practice. Een standpunt dat toch enigszins genuanceerd dient te worden, aangezien ons buurland ook nog steeds nood heeft aan een zorgvuldige, wettelijke regeling.

De mosterd dient de Belgische wetgever dus niet in Nederland te gaan halen. Al kunnen wij in dit kader misschien wel nog iets aan elkaar hebben.

Conclusie

Het ongeboren kind dat dreigt op te groeien in een gezin dat al in de kiem ontwricht is, verdient de nodige bescherming. Maar het opleggen van gedwongen anticonceptie beperkt de reproductieve rechten in het kader van de menselijke voortplanting zeer sterk, waardoor er verschillende mensenrechtelijke aspecten in het gedrang komen. Desondanks beschikt België nog steeds over de mogelijkheid om een aantal alternatieven ter bescherming van de ongeborene uit te werken.

Laten we daarom het debat in de toekomst vooral openen teneinde een aantal prenatale kinderbeschermingsmaatregelen in te voeren. Het invasieve debat rond verplichte anticonceptie of zelfs verplichte sterilisatie kunnen we in de toekomst beter achterwege laten. Men kan zich immers de vraag stellen of de ochtenden waarop men louter vreest voor een nieuw familiedrama in de krant opwegen tegen die ene ochtend waarop men in diezelfde krant leest dat onze samenleving voortaan zal bepalen wie wel en wie geen kinderen mag krijgen. Laten we daar toch nog maar eens goed over nadenken of we dat eigenlijk willen, een overheid die beslist wie de toekomst toebehoort.

 

 

Download scriptie (988.32 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2023
Promotor(en)
Yves Haeck, Evelyn Merckx, Marlies Vanhooren