Waarom is er een ‘leaky pipeline’ in de bio-ingenieurswetenschappen UGent?

Ine
Van Balen

Kent u vrouwen die professor zijn? Van hoeveel vrouwelijke professoren heeft u ooit les gehad? U bent waarschijnlijk ook al eens een artikel tegengekomen over genderongelijkheid in de academische wereld. Want het is een wereldwijd fenomeen dat vrouwen een minderheid zijn in de vaste aanstellingen als professor. Ondanks de toename van het aantal vrouwen in de wetenschappen op het bachelor- en masterniveau, blijft er een kleiner aantal aan vrouwen in de hogere posities van de academische wereld.

Er kan dus een lekkende pijplijn worden vastgesteld in de Belgische universiteiten. De metafoor van de ‘leaky pipeline’ of de lekkende pijplijn beschrijft het verschijnsel waarbij het aantal vrouwen in de academische wereld daalt bij iedere carrièrestap. Deze lekkende pijplijn is ook aanwezig in de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen van de Universiteit Gent, zoals onderstaande figuur aantoont.

image-20191006162145-1

De vraag is dus waarom er nog altijd zo weinig vrouwelijke professoren zijn in de faculteit Bio-ingenieurswetenschappen. 51% van de doctoraatstudenten zijn vrouwen in de faculteit, maar er zijn ook opvallend weinig vrouwelijke professoren. Dit is de reden waarom er gekozen is om in deze faculteit te bestuderen waarom er een genderongelijkheid.

Om dus een antwoord te geven op de vraag waarom er een lekkende pijplijn is in de faculteit, is er een kwalitatieve studie uitgevoerd met semigestructureerde vragen. Dit type interview laat toe om aan elke participant dezelfde vragen te stellen, maar dan op een flexibele manier. De vragen werden dan ook niet altijd in dezelfde volgorde gesteld. Zo kon de volgorde van de vragen afgestemd worden op de reacties van de geïnterviewden . In totaal werden 28 semigestructureerde interviews afgenomen bij 11 postdoctorale onderzoekers (6 vrouwen en 5 mannen) en 17 professoren (8 vrouwen en 9 mannen).

De resultaten tonen aan dat vrouwelijke academici verschillende barrières meemaken: de subtiele gender bias, werk-privébalans, organisationele en individuele barrières. De subtiele gender bias kwam naar voren als een belangrijk kader. Participanten gaven onder deze subtiele bias meestal verschillende en tegenstrijdige kaders aan.

De termen stereotypering of discriminatie, roepen vooral negatieve beelden op over anderen, maar nu worden deze uitdrukkingen zo goed als niet meer gebruikt. We willen integendeel zelfs geen vooroordelen hebben en iedereen gelijk behandelen. Toch gaan we onbewust eigenschappen aan individuen toeschrijven. Stereotypische beelden zijn dus veranderd naar een meer onbewuste vorm van vooroordelen. Door deze impliciete vooroordelen wordt er onbewust gedacht dat vrouwen minder goede onderzoekers en wetenschappers zijn dan mannen. Hierdoor worden vrouwen meestal onderschat en mannen overschat.

Een ander vaak aangegeven barrière is de werk-familiebalans. Werk-privébalans is moeilijk voor elke academische medewerker, een familie maakte deze balans nog lastiger. Zeker voor vrouwen is deze balans lastig omdat nog altijd van vrouwen verwacht wordt dat zij voornamelijk voor de kinderen zorgen en huishoudelijke taken opnemen. Voor mannen is het vaak gemakkelijker om job en familie te combineren, omdat hun vrouw de zorgende taak opneemt en hij daardoor minder tijd in het gezin moet investeren en meer tijd aan werk kan besteden

De organisatiecultuur maakt deze balans vaak nog moeilijker omdat er weinig fondsen en professorposities zijn, waardoor er een sterke competitieve cultuur is. Dit zorgt ervoor dat academici vaak overuren doen om aan al de competenties te voldoen. Vaak krijgen de onderzoekers ook kinderen tijdens de periode waarin ze aan deze eisen moeten voldoen om professor te worden. Daardoor is de werk-privébalans zeker moeilijk.

Vrouwen ervaren dat deze balans wel mogelijk is door de steun van hun ouders, buren en kinderopvang. Academici hebben ook wat flexibiliteit in de planning van hun werkschema, waardoor ze als het nodig is eens hun kinderen vroeger van school kunnen halen of van thuis uit kunnen werken. Maar flexibiliteit is een tweesnijdend zwaard omdat ze ook dan ’s avonds, in het weekend en zelfs tijdens hun vakantie zullen werken.

Ten slotte zijn er ook enkele individuele factoren bevonden. Vrouwen zijn vaak onzekerder over hun kwaliteiten als onderzoeker en zullen daarvoor minder (snel) durven solliciteren voor een positie als professor. Er is ook de factor van de eigen keuze. Enkele participanten ondervonden dat vrouwen minder ervoor kozen om professor te worden, voornamelijk omdat ze er zelf voor kiezen om meer voor het gezin te zorgen.

Vrouwen worden dus ook niet alleen beïnvloedt door de verschillende factoren zoals subtiele bias en organisatiecultuur maar zijn ook een persoon met eigen kracht om hier door te zetten. Daarom tegen elke vrouw die een carrière als professor in de bio-ingenieurswetenschappen wil volgen: “Hoe moeilijk het ook is, probeer vol te houden want je faalt alleen als je opgeeft”. Dit mag ons toch niet tegenhouden om vrouwen te ondersteunen in hun droom om wetenschapper te worden. Deze studie is daarom uitgevoerd zodat acties en maatregelen tegen genderongelijkheid gemaakt en uitgevoerd zullen worden.

 

Download scriptie (591.3 KB)
Universiteit of Hogeschool
Andere
Thesis jaar
2019
Promotor(en)
Veerle Draulans