De linkeroeverontwikkeling en de belangenstrijd tussen Antwerpen en het Waasland (1962-1983)

Evi
Dom

De linkeroeverontwikkeling en de belangenstrijd tussen Antwerpen en het Waasland (1962-1983)



“De haven en haar nijverheid horen thuis op de rechteroever en hebben niets te zoeken op de andere oever”. Zo reageerde de Antwerpse autoriteiten in 1872 op de plannen om de Wase linkeroever tot haven- en industriegebied om te schakelen. Het water was te diep, de afstand tussen Antwerpen en het Waasland te groot om een economische brug te slaan. Anderhalve eeuw later bevindt zich op de linkeroever een groot havenindustriegebied met bedrijven als ExxonMobil, 3M, Haltermann en Katoennatie.

Die omschakeling is echter niet van een leien dakje gelopen. Tussen 1962 en 1978 steeg de spanning tussen beide zijden meer dan eens ten top. Immers, de Wase autoriteiten waren niet van plan om enig grondgebied aan Antwerpen af te staan. De linker Scheldeoever was Waas en moest dat ook blijven. Antwerpen van zijn kant vond het dan weer logisch dat het nieuwe havenindustriegebied van de overkant bij het Antwerpse stadsgebied zou gevoegd worden. De haven was van Antwerpen en dat moest zo blijven. Waarom dit getouwtrek? Wat veroorzaakte de gespannen relatie tussen rechter- en linkeroever? Streden beide partijen voor dezelfde economische belangen die gepaard gingen met de omschakeling, of ging het de linkeroeverinstanties veeleer om het beschermen van sociale behoeften?



De tegenstelling linker- en rechteroever


Het naoorlogse Land van Waas bengelde aan de sociaaleconomische staart van het land. De bevolking was dalende, de ooit zo florerende textielsector kreeg rake klappen, industrie was er nauwelijks en de helft van de werkende bevolking was aangewezen op pendelarbeid, voornamelijk richting Antwerpen. De lokale wegeninfrastructuur bestond merendeels uit kassei- of zandwegen, verbindingen met de steden Antwerpen, Gent en Sint-Niklaas waren slecht en straatverlichting was er nauwelijks. De streek had met andere woorden dringend nood aan een economische ontwikkeling en geografische ontsluiting. Antwerpen daarentegen stond sterk in zijn schoenen. De haven zorgde voor vele jobs, de daar aanwezige industrie voor hoge lonen. Maar ook de stad kampte met problemen. De havenindustriële explosie van de jaren vijftig en zestig werkten verstikkend. In een mum van tijd waren alle beschikbare industrieterreinen in het havengebied ingenomen en aanvragen bleven binnenstromen. Waar naartoe met die groei? In het zuiden lag het stadscentrum, het oosten lag te ver van de rivier, in het noorden stootte men op de Nederlandse grens. Het westen bleek dus de enig overgebleven mogelijkheid om een verdere doorgroei van de haven en industrie te garanderen. Maar de Antwerpse autoriteiten waren er zich van bewust dat ze zich op onbekend terrein bevonden, namelijk op Oost-Vlaams, Waas grondgebied. Ze waren dus niet al te enthousiast om de stap te zetten. Het waren de industriële en financiële wereld die daarop voor het startschot zorgden. Een Canadese petrochemische firma kocht een aantal hectare grond langs de linker Scheldeoever, nog geen jaar later publiceerde de Bank van Antwerpen een voorstel tot de omschakeling van de Wase polders tot een havenindustriegebied. De stadsautoriteiten volgden en stelden een groots plan op, het ACUSCH-ontwerp (Ambtenarencommissie voor de Uitbreiding van Stad en Haven). Een oppervlakte van maar liefst 10.000 hectaren werd aangeduid als nieuw te ontwikkelen haven- en industriegebied. Om de eenheid en vlotte werking van de onderneming te verzekeren, moesten de gronden bij de stad Antwerpen gevoegd worden. In ruil daarvoor kreeg het Waasland, meer bepaald zijn bevolking, de jobs die het zo hard nodig had. De stad stelde de situatie dus zo voor dat zij de verlieslatende kant van de onderneming voor haar nam, namelijk de infrastructuuruitbouw en het beheer van het hele gebied, en dat de linkeroever de voordelen kreeg, zijnde de jobs en daaruit volgende extra inkomsten.



De Wase autoriteiten deelden die visie echter niet. Zij waren zich zeer bewust dat de vestiging van grote industriële multinationals grote inkomsten betekenden voor de betrokken gemeenten. Dat enorme voordeel wilden zij niet laten schieten, laat staan afgeven aan Antwerpen. De Wase autoriteiten verzetten zich niet tegen de omschakeling en de daaruit volgende sociale problematiek van de onteigeningen van grote stukken landbouwgrond. Ontwikkeling was noodzakelijk en vergde nu eenmaal offers, zo stelden enkele Oost-Vlaamse en Wase politici. Wel stootte men Antwerpen af. Het was nu aan de linkeroever om economisch voordeel te halen uit haar ligging aan de Schelde, en de rechteroever had daar niets me te maken. Zowel Antwerpen als het Waasland verdedigden met andere woorden hun eigen economische belangen. De eerste in het kader van het behoud en de verdere versterking van zijn economische positie, de laatste met de wens en sterke wil zich eindelijk op de economische kaart van België te zetten.

Het is echter opvallend dat de linkeroeverzijde eveneens rekening hield met de onzekerheid van de toekomst en het mogelijk voorbijgaan van de economische groei. Tegenover de roze bril van de Antwerpse autoriteiten had het Waasland een meer nuchtere kijk op de zaak. De uitbouw moest in fases gebeuren en op die manier meer zekerheid bieden aan de betrokken inwoners. De onteigeningspolitiek moest rechtvaardig en realistisch toegepast worden, in die zin dat men geen gronden mocht onteigenen om ze vervolgens jarenlang braak te laten liggen. De strijd voor economische vooruitgang stond de aandacht om de sociale problemen en het besef dat vele landbouwgezinnen hun grond en daarmee ook hun inkomen zouden verliezen dus niet in de weg.



1978: einde van het debacle?


In 1978 zorgde de Wet Chabert voor een officiële oplossing. Er kwam een tweedeling tussen het havengedeelte en de industriële terreinen. De haven en het beheer kwamen Antwerpen toe, de industriële uitbating en inkomsten waren voor de linkeroever. Het ging om een compromis, en beide partijen hadden dus met veel tegenzin water bij de wijn gedaan. De wet betekende dan ook niet het einde van de problemen en ondanks de ontmijning van de belangrijkste heikele punten tussen beide oevers, borrelt ook nou nog af en toe de concurrentie op tussen het Waasland en Antwerpen. Een voorbeeld is de uitlating van Oost-Vlaams gouverneur André Denys (2005). Volgens hem gingen de onmiddellijke financiële inkomsten bijna volledig richting Antwerpen, terwijl de negatieve kanten gedragen werden door Oost-Vlaanderen en het Waasland. “Laten we niet vergeten dat de Linkeroever, met de Waaslandhaven, op ons grondgebied ligt”, aldus Denys. De economische brug mag dan wel een feit zijn, het water is vaak nog erg troebel.

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2007
Thema('s)