Op de grens: op zoek naar antieke scheidingslijnen

Sien
Demuynck

“Wat denken ze? Dat wij in een oud Gallisch dorpje leven, volledig afgescheiden van de wereld?” uitte iemand onlangs in Het Nieuwsblad. Ondanks het toegenomen onderzoek naar de interactie tussen Galliërs en Romeinen vanaf 57 v.C., blijft het op Asterix en Obelix gebaseerde cliché van afgezonderde woonplaatsen in Gallisch België bestaan. Maar waren die Galliërs wel afgescheiden van de wereld? En leefden ze in kleine, oude dorpjes, met strikte grenzen tussen hen in?

Het voorbije decennium wakkerde de interesse voor de Menapii, een Germaanse stam die zich na de veroveringen van Caesar in Gallië aan de Noordzeekust settelde en onderwerp van dit onderzoek, aan. Dankzij luchtfotografie nam het aantal vindplaatsen toe en het beeld van een afgesloten gemeenschap werd langzaam bijgesteld. De Menapische interactie met de Noordzee én het binnenland blijkt veel ingenieuzer dan tot nu toe gedacht. Slechts één gegeven werd in het nieuwe onderzoek nooit in vraag gesteld: de grenzen van de civitas Menapiorum, het bestuurlijk-administratief gebied waarbinnen de Menapii leefden. De hypotheses hierover dateren uit de jaren zestig van de twintigste eeuw en zijn later algemeen aanvaard. Tijdens het onderzoek voor mijn bachelorproef in 2019 botste ik zo op een onverwachte problematiek. Door de rivier de Schelde als grens te aanvaarden, wordt de antieke stad Turnacum (Tournai) opgedeeld tussen de Menapii en de stam van de Nervii, hoewel geen enkele archeologische vondst hiervan getuigt. Daarbij rees de vraag op basis van welke bronnen deze grenzen bepaald zijn en hoe strikt we ze mogen aanvaarden. De aanzet voor een masterproef was gegeven.

Zowel geografische elementen als namen van plaatsen spelen een belangrijke rol in het bepalen van grenzen, vandaag de dag én in de oudheid. Het onderzoek werkt in twee richtingen: elementen uit de oudheid kunnen verklaard worden door hedendaags onderzoek; onderzoek naar de oudheid biedt inzicht in het leven van vandaag.

 

De Menapii in de bronnen

Verschillende antieke bronnen dragen bij tot de kennis over de Menapii. Er zijn in de eerste plaats de literaire bronnen: verhalen en beschrijvingen van antieke auteurs die via de handschriftelijke traditie tot ons gekomen zijn. Daarnaast staan de documentaire bronnen. Die zijn meestal in hun originele staat en vorm door archeologen ontdekt. In het geval van de Menapii gaat het om grafopschriften, militaire diploma’s en militaire stempels. Onder een derde categorie vallen de mijlstenen, itineraria en notitiae: opsommingen van antieke steden en (reis)routes.

Stempel op een baksteen, geproduceerd door een eenheid van Menapiërs in Rheinzabern (Duitsland) en gevonden in Mainz (Duitsland).Militaire stempel.

 

Mijlsteen van Tongeren.Mijlsteen van Tongeren.

De antieke bronnen leren ons verbazend weinig over het Menapisch gebied. Reden genoeg om je af te vragen hoe onderzoekers in de vorige eeuw uit deze bronnen een begrenzing konden bepalen. Wat de bronnen wél vertellen: de Menapii waren zouthandelaars en kweekten varkens voor de ham. Daarnaast leefden ze in een moerassig en bosrijk gebied. En minstens vanaf de tweede eeuw n.C. bestond er een militaire eenheid van Menapische soldaten gestationeerd in Britannia, het zuiden van het huidige Groot-Brittannië. Tot slot vertelt de antieke schrijver Plinius dat de Menapii ten oosten van de Schelde wonen en komen ze vaak samen met de Morini aan bod, vermoedelijk hun buurvolk.  Dan toch enige geografische aanwijzing?

 

De nederzettingen in het Menapisch gebied

Enkele antieke steden en vele sites lieten sporen na tot vandaag (zie Figuur 1 in bijlage). Van een zestal grotere nederzettingen is de antieke naam bewaard gebleven: Cassel, Estaires, Wervik, Kortrijk, Escautpont en Tournai. Samen met de hedendaagse gemeentes en archeologische sites die toegeschreven worden aan de Menapii zijn deze uitgebreid onderzocht. Door per site de archeologische resten en antieke opschriften te bestuderen was het mogelijk verschillende nederzettingen met elkaar in verband te brengen. Een tendens in de opkomst en neergang van de sites kon gereconstrueerd worden per regio en per type site.

Voor de afbakening van het gebied is uitgegaan van de grenzen die moderne onderzoekers veronderstellen, maar die later in de masterproef meer in detail zijn onderzocht. Uiteraard zijn er naast de 32 besproken sites nog op vele andere plaatsen in het gebied restanten uit de Romeinse tijd aangetroffen. Meestal gaat het echter om slechts enkele sporen van een woonst en zijn deze vondsten niet bepalend voor de conclusie van de masterproef. Omdat de waterlopen in het Menapisch gebied van cruciaal belang zijn, is ervoor gekozen deze als ordenend principe te gebruiken. Op die manier kwam een drieledige opsomming tot stand. Langs de (antieke) kustlijn bleken vooral Romeinse forten te vinden die eind tweede eeuw opgericht werden tegen aanvallers. Langs de Leie is een combinatie van zeer kleine tot grotere nederzettingen te vinden die via verschillende wegen in verbinding stonden met het oosten en het westen van de civitas. De vele villa’s (herenboerderijen) op het platteland langs de Schelde speelden een cruciale rol voor handelscentra zoals Tournai, Kerkhove en Waasmunster. Deze centra stonden via grote heirbanen in contact met het hele Romeinse Rijk.

 

De grenzen van het Menapisch gebied

Na het bestuderen van de bronnen over de Menapii en het onderzoek naar de nederzettingen, blijft de vraag naar hun grenzen overeind. Een extra literatuurstudie bleek nodig om een antwoord te kunnen formuleren. In de tweede helft van de twintigste eeuw lanceerden onderzoekers zoals Siegfried De Laet en Roland Delmaire verschillende hypotheses over de grenzen van het Menapisch gebied. Zij steunden, naast de antieke bronnen, hoofdzakelijk op de grenzen van de middeleeuwse bisdommen, op de grenzen van de pagi (administratieve eenheden uit de vroege middeleeuwen met aan het hoofd een graaf) en op de toponymie (plaatsnaamkunde). Tegen al hun veronderstellingen is steeds hetzelfde argument in te brengen: het is niet bewezen dat middeleeuwse grenzen teruggaan op de oudheid. Voor mijn onderzoek naar de vroege keizertijd (57 v.C. – 284 n.C.) worden de bestaande hypotheses dus niet bevestigd door de bronnen. Hoewel ik zelf op basis van mijn onderzoek een voorstel tot begrenzing gedaan heb, bleek het niet mogelijk een sluitend antwoord te bieden op de onderzoeksvraag (zie Figuur 2 in bijlage). Het is wachten op de vondst van nieuw literair, documentair of archeologisch materiaal om de bestaande hypotheses te kunnen bevestigen of weerleggen. Maar het cliché van afgesloten dorpjes is alvast wél omvergeworpen.

Download scriptie (5.55 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Dr. Herbert Verreth
Thema('s)