In de toekomst mieren in de plaats van pesticiden?

Mathijs
Hast

Mieren zijn overal terug te vinden. Veel mensen zien hen als de beestjes die rondkruipen op het terras en er nesten in bouwen, maar ze hebben het lang niet enkel op terrasvoegen gemunt.

Wat voor nuttigs doen mieren dan?

Andere organismen die in de nabijheid van mieren leven, krijgen het soms zwaar te verduren. Het zijn beruchte predatoren. Ze ontzien het niet om andere organismen vele malen groter dan henzelf aan te vallen. Zelfs de Afrikaanse olifant mijdt acaciabomen die bezet zijn met mieren. Ze verdedigen hun territorium tot de laatste mier en werken daarbij wonderwel samen. Het zijn slecht enkele interessante troefkaarten die van hen een interessant alternatief maken voor de pesticiden die vandaag de dag grootschalig ingezet worden in de landbouw.

Het concept achter het beschermen van gewassen met levende organismen noemt biologische bestrijding. Dat houdt in dat, net zoals dat in de natuur gebeurd, de schadelijke beestjes die onze gewassen aanvallen met nuttige organismen bestreden kunnen worden. De eerste ‘biologische bestrijders’ waren mieren. Stel dat je in Zuidoost-Azië op vakantie gaat. Dan bestaat de kans dat er een specifieke soort mieren ("weverwiermen") over het fruit dat je daar in de winkel vindt, heeft gelopen. Door de wevermieren in te zetten kunnen de lokale boeren minder pesticiden gebruiken.

Mieren voor Belgische landbouwers

Vandaag de dag worden ook in onze streken al diverse organismen ingezet om onze teelten te beschermen, maar nog nooit werd dit met mieren gedaan. In ons Belgische klimaat is het niet vanzelfsprekend om zuiderse planten, zoals tomaten, te kweken. Daarom worden bij ons verschillende groente- en siergewassen in kassen gekweekt: lekker warm en makkelijk om gecontroleerd water te geven. Dit onderzoek was gericht op de Mediterrane mierensoort Crematogaster scutellaris om in die kassen rupsen op de planten te bestrijden. Het is een mierensoort die bij ons niet in de natuur voorkomt, maar is aangepast aan de warmte en de droogte van het Middellandse Zeegebied. Net daarom zijn ze interessant voor gebruik in onze kassen. Ze zijn daarnaast bijzonder agressief tegenover ander organismen en dus interessant om te bestuderen als biologische bestrijders van plaagsoorten.

De mierenkolonies worden in het labo gekweekt om ze in te zetten in de serre.

Rupsen vormen een hardnekkig probleem in kasteelten voor landbouwers. Door de verhoogde temperatuur in serres groeien ze bijzonder snel en zijn ze daardoor moeilijk tijdig te bestrijden. Er zijn tot op vandaag weinig andere middelen dan pesticiden om ze mee te lijf te gaan.

Testen in het labo en in het veld

In dit onderzoek is eerst onderzocht of de mieren in een afgesloten container bij constante temperatuur en relatieve vochtigheid in labo staat waren om de rupsen te bestrijden op een bonenplant. In die beperkte ruimte bleek de predatie een succes te zijn. Hoe meer mieren, hoe sneller het aantal rupsen afnam. Er kon zelfs aangetoond worden dat hoe meer mieren ingezet worden, hoe minder de rupsen van de bladeren eten.

Daarna is in een serre bekeken of onze mierensoort Crematogaster scutellaris bij sterke fluctuaties van de temperatuur en de relatieve vochtigheid nog steeds goed presteert. De resultaten zijn vergeleken met de bestrijding door een gevestigde waarde onder de biologische bestrijders, de groene gaasvlieg. De larven van de groene gaasvlieg eten zowat alles op hun pad dat beweegt, en worden soms ook ingezet tegen rupsen. Gedurende veertien dagen werden de mieren losgelaten op de rupsen.

Twee mieren vallen een rups aan in de serre.

Uit dat serre-experiment werd duidelijk dat het relatief eenvoudig is om de mierensoort in een serre uit te zetten. Na veertien dagen bleek dat de predatie door de mieren middelmatig tot zeer goed te slagen. De mieren scoorden op dat vlak slechter dan de gaasvlieglarven, die er steevast perfect in slaagden om de rupsenplaag in toom te houden. Uit de klimaatdata van de serre bleek dat de nachtelijke temperatuur in de serre wellicht te laag lag om onze mierensoort optimaal te laten aanvallen. De gaasvlieglarven hadden wellicht minder last van de nachtelijke kou.

Maar na veertien dagen was gemiddeld 85% procent van de mieren nog in leven ten opzichte van 8,5% van de gaasvlieglarven. De mieren bleken beter in staat te zijn in de serre te overleven dan de gaasvlieglarven. Dat schept de mogelijkheid om hen langdurig in de serre te houden om teelten preventief te beschermen.

Deze mierensoort blijkt dus een potentieel te hebben als biologische bestrijder van rupsen. De toekomst kan er ene zijn waarin mieren niet enkel onze terrasvoegen terroriseren, maar ook het eten in onze winkelrekken op een duurzame manier verzekeren.

Download scriptie (110.61 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2022
Promotor(en)
Patrick De Clercq en Bruno Gobin