MDO's efficient organiseren in oncologie netwerken

Casper
van den Berg

Doel: Tijdens multidisciplinaire overleggen (MDO) komt een team van oncologiespecialisten samen om oncologische patiënten te bespreken. Tijdens een MDO worden patiënten gediagnosticeerd en wordt er een behandelplan geformuleerd. MDO’s kosten veel tijd en geld, het aantal patiënten besproken tijdens MDO’s neemt toe en ten slotte wordt oncologische zorg steeds meer georganiseerd in regionale netwerken, met zowel horizontale- als verticale taakverdeling. MDO’s kosten dus veel tijd en zijn duur, de tijdsdruk per MDO neemt toe en de organisatie van MDO’s wordt steeds complexer. Het doel van deze thesis is daarom om te onderzoeken hoe multidisciplinaire overleggen worden georganiseerd in het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), om antwoord te geven op de vraag: hoe kunnen multidisciplinaire overleggen efficiënt georganiseerd worden in oncologienetwerken?

Systematische literatuurstudie: In november 2017 en april 2018 is er gezocht naar studies in de volgende databases: PubMed, Web of Science, Embase en ABI/INFORM collection. Artikelen zijn geselecteerd op titel (n=214) en abstract (n=93). Uiteindelijk zijn 68 artikelen volledig gelezen en zijn 24 artikelen geselecteerd. De gevonden hoofdonderwerpen zijn: structuur, effectieve multidisciplinaire teams (MDT’s), sterktes, zwaktes, barrières, kansen en het oncologienetwerk.

Resultaten van de literatuurstudie laten onder andere zien dat voor MDO’s om effectief te functioneren, er goed voorzitterschap, complete informatie en voldoende tijd nodig zijn. De discussies moeten op een gestandaardiseerde wijze gedocumenteerd worden. Ten slotte hoeven niet alle patiënten besproken te worden tijdens een MDO, laag-complexe patiënten kunnen behandeld worden aan de hand van vooraf goedgekeurde protocollen.

Methodologie empirische studie: Een casestudie heeft plaatsgevonden in het UMCG. Twee semigestructureerde interviews zijn afgenomen met stafmedewerkers van tumorwerkgroepen en zeven semigestructureerde interviews zijn afgenomen met medisch specialisten van verschillende disciplines. Verder hebben er drie observaties plaatsgevonden; bij het gynaecologie-oncologie MDO, het hypofyse MDO en het melanomen MDO. De gevonden hoofdonderwerpen zijn: multidisciplinaire overleggen in het UMCG, de interne multidisciplinaire overleggen en de regionale multidisciplinaire overleggen.

Resultaten empirische studie: Resultaten van de empirische studie laten onder andere zien dat specialisten van hetzelfde discipline onderling discussiëren tijdens MDO’s, in plaats van in hun eigen tijd. Het MDT zou niet aanwezig moeten zijn tijdens deze onderlinge discussies, dit is namelijk tijdsverspilling van het hele team. Verder is niet alle noodzakelijke informatie altijd aanwezig voorafgaand aan het MDO, terwijl dit wel nodig is om een patiënt goed te bespreken. De documentatie van de discussies vindt soms plaats na het MDO, in plaats van tijdens het MDO. Hierdoor is er geen verificatie van het MDT dat wat gedocumenteerd is ook daadwerkelijk bedoeld werd. Laag-complexe patiënten worden idealiter in de periferie besproken, zodat universitaire centra zich kunnen focussen op hoog-complexe patiënten. Hamerstukken zijn patiënten van wie de informatie en behandelplan duidelijk zijn. Hamerstukken kunnen kort, niet of door bepaalde disciplines voor het MDO besproken worden. Alle respondenten waren het eens dat hamerstukken kort besproken kunnen worden tijdens het MDO. Eén respondent gaf aan dat hoewel het de nationale richtlijn is dat patiënten multidisciplinair besproken worden, het niet altijd nodig is en dat hamerstukken volgens een vooraf goedgekeurd protocol behandeld kunnen worden. Andere respondenten gaven aan dat hamerstukken gezamenlijk -door bijvoorbeeld een chirurg en radiotherapeut- besproken kunnen worden voor het MDO, dat tijdens het MDO wordt aangehaald wat er is besproken en gevraagd wordt of de rest van het team het daarmee eens is. Zo ja kan het team door naar de volgende patiënt, zo niet dan wordt de patiënt besproken door het MDT. Op deze manier wordt de patiënt multidisciplinair besproken en is er een mogelijk feedback moment van het hele team, terwijl er tijdwinst is. Ten slotte kan het delen van expertise een probleem zijn bij regionale MDO’s. Tijdens een regionaal MDO zijn bepaalde disciplines aanwezig van het perifere ziekenhuis, anders voldoet dat ziekenhuis niet aan de voorwaarden voor een MDO. Daarom komt die expertise ook van de periferie. Het is niet gegarandeerd dat deze perifere specialist up-to-date is wat betreft nieuwe studies en/of dezelfde werkwijze hanteert.

Conclusies: Er zouden geen discussies moeten plaatsvinden tussen specialisten van hetzelfde discipline. Specialisten van hetzelfde discipline zouden in hun eigen tijd, en dus niet tijdens het MDO, onderling moeten overleggen, waar het MDT niet bij aanwezig is. De voorzitter moet het overleg zo leiden dat zulke onderlinge discussies niet plaatsvinden. Verder zou het UMCG actief moeten communiceren dat patiënten niet worden besproken tijdens MDO’s, tenzij alle informatie aanwezig is. Ook moet de documentatie van de discussie plaatsvinden tijdens het MDO, de voorzitter moet hiervoor waken. Omdat het de nationale richtlijn is om patiënten multidisciplinair te bespreken is het behandelen van patiënten volgens protocollen en dus niet bespreken tijdens het MDO nog niet mogelijk. Hamerstukken zouden daarom door bepaalde specialisten voor het MDO besproken moeten worden, dat tijdens het MDO alleen wordt aangehaald wat er besproken is en gevraagd wordt of iedereen het er mee eens is. Dit scheelt tijd, terwijl er een vangnet is: geen patiënt wordt buiten het MDO besproken en behandeld. Ten slotte zouden tumorwerkgroepen inhoudelijke afspraken moeten maken met ziekenhuizen in de regio. Hierdoor kan afgesproken worden welke patiënten wanneer in welk ziekenhuis besproken worden. Dit zal ervoor zorgen dat er minder laag-complexe patiënten besproken worden op MDO’s in het UMCG en er meer tijd beschikbaar is voor de bespreking van hoog-complexe patiënten. Het maken van inhoudelijke afspraken met andere centra in de regio zal er ook voor zorgen dat ziekenhuizen dezelfde standaard van werken aanhouden. Het maakt daardoor niet uit of er een perifere specialist of een specialist van het UMCG bij het regionale MDO aanschuift, beiden hebben eenzelfde manier van werken en zijn op de hoogte van dezelfde (nieuwe) studies.

Relevantie ten aanzien van de praktijk: Niet alle patiënten hoeven besproken te worden op MDO’s; patiënten die behandeld kunnen worden volgens vooraf goedgekeurde protocollen hoeven niet besproken te worden op MDO’s. Dit zal tijd en geld schelen, terwijl dezelfde kwaliteit van zorg gegarandeerd wordt. Verder moeten laag-complexe patiënten idealiter in perifere centra besproken worden; wanneer de laag-complexe patiënten in de periferie besproken worden is er in universitaire centra meer tijd voor de bespreking van hoog-complexe patiënten, zoals universitaire centra bedoeld zijn te doen.

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Prof. dr. Paul Gemmel