De parasociale contacthypothese: de rol van sociaal en parasociaal contact in het beïnvloeden van vooroordelen, stereotypes en negatieve attitudes ten aanzien van transgenders

Elise
Mangelschots

De transgenderpopulatie wordt dagelijks geconfronteerd met uiteenlopende vormen van geweld, vooroordelen, onderdrukking en minimale ontplooiingsmogelijkheden. Ondanks de recente toenemende aandacht omtrent de transgenderproblematiek blijft discriminatie een dagelijks verschijnsel voor transgenders. Een grondige screening van de bestaande literatuur toonde echter aan dat er tot op heden bijzonder weinig onderzoek is uitgevoerd naar de publieke attitudes ten aanzien deze sociale minderheidsgroep. Het doel van deze masterproef was dan ook om een beter inzicht te verwerven in de bestaande attitudes van de Vlaamse bevolking alsook om verschillende mogelijke beschermende factoren in de actuele strijd tegen transfobie en discriminatie te onderzoeken. Op basis van de contacthypothese van Allport (1954) en de parasociale contacthypothese van Schiappa, Gregg en Hewes (2006) werd in deze masterproef zowel de invloed van interpersoonlijk contact met transgenderindividuen alsook de invloed van media-contact met het transgenderpersonage ‘Kaat Bomans’ uit de serie ‘Thuis’ op de attitudes ten aanzien van transgenders onderzocht. Er werd gebruik gemaakt van een kwantitatief, cross-sectioneel onderzoeksdesign. Aan de hand van een online survey werd er getracht de onderzoeksvragen te beantwoorden en de vooropgestelde hypothesen te testen. De resultaten toonden in de eerste plaats een significant hoofd-effect van direct contact op de attitudes ten aanzien van transgenders aan. In lijn met de contacthypothese werd namelijk ook in het huidig onderzoek bevestigd dat een hoge mate van direct sociaal contact met transgenders in het dagelijkse leven leidt tot een significante afname in transfobe attitudes. De parasociale contacthypothese, die stelt dat media-contact de rol van direct sociaal contact kan vervangen, werd aan de hand van de door ons verzamelde data slechts gedeeltelijk bevestigd. Er werd geen hoofd-effect van de media  weerhouden, daar er geen significant verschil werd gevonden in de attitudes ten aanzien van transgenders tussen de groep ‘Thuis-kijkers’ en de groep ‘niet Thuis-kijkers’. Het hoofdidee achter de parasociale contacthypothese, die stelt dat het ontstaan van een parasociale interactie met het personage een belangrijke rol speelt in de vorming van de attitudes, werd echter wel bevestigd.  De resultaten toonden namelijk aan dat een sterke parasociale interactie met het transgenderpersonage ‘Kaat’ leidde tot significant minder negatieve attitudes ten aanzien van transgenders. Hoewel het hoofd-effect van media niet significant bevonden werd, mag het belang van de rol van de media en de potentiële effectiviteit van parasociale interactie in het beïnvloeden van publieke attitudes dus niet genegeerd worden. Voorts toonden de resultaten aan dat er ook sprake was van een significant interactie-effect tussen direct contact en media-contact. Hierbij werd vastgesteld dat het gecombineerde effect van beide variabelen de sterkste invloed had op de transfobe attitudes.  Respondenten die zowel naar het programma ‘Thuis’ kijken alsook een hoge mate van direct sociaal contact hadden met transgenders vertoonden significant minder negatieve attitudes,  terwijl de attitudes van ‘Thuis-kijkers’ die weinig of geen direct sociaal contact hadden niet werden beïnvloed. Verdere analyses toonden aan dat de link tussen interpersoonlijk contact en media-contact gebaseerd was op het ontstaan het een parasociale interactie. Meer specifiek illustreerden onze bevindingen dat participanten die reeds een hoge mate van direct contact hadden met transgenders significant sneller een parasociale interactie ontwikkelden met het transgenderpersonage ‘Kaat’ vergeleken met respondenten die voorafgaand geen direct contact hadden met transgenders.  De verworven inzichten van deze studie tonen aan dat zowel sociaal alsook parasociaal contact met transgenders over aanzienlijk potentieel beschikken om negatieve attitudes ten aanzien van de transgenderpopulatie te reduceren alsook een meer tolerante en inclusieve samenleving te stimuleren.

Download scriptie (1.12 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Willem Joris