De planning van de nalatenschappen van de ouders van een mentaal gehandicapt kind en de nieuwe wetgeving inzake het bewind

Helena
Hoogewys

Mijn masterproef handelt over de familiale vermogensplanning van ouders met een mentaal gehandicapt kind en de nieuwe wet inzake bewind.

Elke ouder wil de toekomst van zijn kind zeker zien. In de meerderheid van de gevallen voorziet het kind zelf grotendeels in die zekerheid, maar er zijn ook gevallen waarin het kind niet zelfstandig kan functioneren. In die situatie moeten de ouders beroep doen op derden voor het moment waarop ze zelf niet meer in staat zijn die zorg op zich te nemen.
Deze kinderen zullen in bepaalde gevallen ook niet zelfstandig kunnen deelnemen aan het rechtsverkeer en er zal dus voorzien moeten worden in bijstand of vertegenwoordiging.

Met de inwerkingtreding van de nieuwe wet inzake bewind wou de wetgever tegemoet komen aan de vereisten van het VN- Verdrag van 13 december 2006. Dit verdrag stelt maximale autonomie en integratie in de samenleving voorop.
In deze masterproef heb ik die nieuwe mogelijkheden die de wet inzake bewind concreet biedt, uiteengezet.
De nieuwe mogelijkheden situeren zich vooral binnen de zorg- en bestuursproblematiek. Naast een korte bespreking van wat deze problemen precies inhouden en de nieuwe mogelijkheden die de wet inzake bewind biedt, worden ook contractuele alternatieven aangereikt.

Uit het VN-Verdrag worden twee kernbepalingen overgenomen die de rode draad vormen doorheen de gehele nieuwe wetgeving. Men werkt vanuit de idee van proportionaliteit en subsidiariteit. Enkel wanneer het kind niet in staat is zelfstandig op te treden om zijn belangen te vertegenwoordigen en enkel voor die rechtshandelingen waarvoor het nodig is, zal worden voorzien in een systeem van bijstand of vertegenwoordiging, waarbij men de voorkeur geeft aan bijstand.

Naast de mogelijkheden die de nieuwe wet inzake bewind biedt, of de contractuele regelingen, kunnen de ouders ook teruggrijpen naar enkele rechtsfiguren die al enige tijd bestaan, en die verschillende facetten van de vermogensplanning pogen op te lossen. Hierbij kan gedacht worden aan de private stichting, trust, maatschap, … In mijn masterproef worden deze rechtsfiguren nader toegelicht en met elkaar vergeleken.
Tevens wordt in dat onderdeel verder ingegaan op een wetsvoorstel dat hangende is voor de Kamer. Dat wetsvoorstel wil enkele pijnpunten van de private stichting aanpakken. De wetgever is zich bewust van de vele mogelijkheden die deze figuur kan bieden en wil daarom de private stichting toegankelijker maken.

Wanneer ouders de toekomst van hun kind veilig willen stellen, zijn er twee pistes voorhanden.
Ofwel nemen ze hun toevlucht tot de bewindvoering, ofwel proberen ze de toekomst van hun kind veilig te stellen via de alternatieve figuren en contractuele regelingen.

Wanneer men kiest voor de bewindvoering, zullen en de ouders meestal aangesteld worden als bewindvoerder. Zij kunnen dan een verklaring van opvolging afleggen, waardoor de continuïteit in principe gegarandeerd kan worden. Ouders hebben in dat geval twee opties: of ze duiden iemand aan in wie ze vertrouwen hebben; of ze duiden een private stichting aan als opvolger.

De wet inzake bewind geeft de voorkeur aan een familiale bewindvoerder. Een voorkeur die ik in vraag stel. Mogelijks kan de voorkeur gegeven worden aan een professionele bewindvoerder, die dan de juridische aspecten van het bewind op zich neemt, en een meer centrale rol toekomt aan de vertrouwenspersoon, die de belangen van de beschermde persoon behartigt.
De bewindvoering zoals ze nu voorzien is, brengt heel wat verplichtingen met zich mee die potentiële bewindvoerders afschrikken. De professionele bewindvoerder is echter te weinig betrokken persoon om de belangen concreet te gaan behartigen.

Ter afsluiting van mijn masterproef werden enkele aandachtspunten behandeld die ouders best ook mee nemen in hun beslissingen.

Algemeen kan gesteld worden dat een algemeen advies dat geldt voor alle families niet mogelijk is. Men moet steeds in concreto gaan kijken naar de familie en vooral naar de onderlinge verhoudingen. Er zijn families waar het niet mogelijk is om beroep te doen op familieleden om in te staan voor de toekomst van het gehandicapte kind.
Maar één ding moet men steeds goed voor ogen houden bij het opstellen van een planning: Alleen de liefde voor het kind is niet voldoende, maar het bezitten van de kennis zonder de liefde is ook niet genoeg.

 

 

Download scriptie (1.07 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2015