Vlaamse kinder- en jeugdliteratuur over Congo: (anti)stereotype?

Jolien
Dekoninck

Volgens de gemiddelde Belg zijn seksisme en racisme niet meer van deze tijd. Beide –ismen kunnen echter opgevat worden als complexe en gelaagde machtsstructuren die zowel heden als verleden kleuren en het denk- en handelingspatroon van de mens beïnvloeden. Één van de wegen waarlangs deze beïnvloeding gebeurt, is via de literatuur. Vooral kinder- en jeugdliteratuur wordt aangegrepen om “de toekomstige generatie” een specifiek wereld- en mensbeeld mee te geven, daar dit medium tegelijk ontspanning en educatie biedt. De stempel van het verleden drukt zich vaak onbewust, hoewel clichés volgens marktonderzoek toch nog steeds het best verkopen.

Literatuurwetenschappers met interesse in genderstudies wezen er reeds op dat vrouwen de grote afwezigen zijn als hoofdpersonages in populaire media. De weinige vrouwelijke nevenpersonages nemen traditioneel aan vrouwen toegeschreven taken op zich als “de was en de plas” en de zorg voor de kinderen. Postkoloniale literatuurstudies wezen op hun beurt uit dat personages van kleur de witte literatuur zelden halen, hetzij in een negatief daglicht of in de context van slavernij, meestal geportretteerd als naamloze zwarte massa. De combinatie van beide onderzoeksmethoden, bracht een grotere complexiteit aan het licht. Zowel de aan- als afwezigheid van witte vrouwelijke personages in het Congo van vroeger en nu brengen de ambigue relatie tussen België en Congo ten tijde van kolonisatie, dekolonisatie en postkolonisatie aan het licht. Witte vrouwelijke personages in Vlaamse kinder- en jeugdliteratuur over Congo treden vanuit verschillende posities in dialoog met de (overige) personages in de verhalen en met de jonge lezers, waarvoor de onderzochte boeken bedoeld zijn.

“Congo: witte vrouwen niet welkom”

Kinder- en jeugdboeken met een eerste uitgave voor het jaar 1960 bevatten amper tot geen vrouwelijke personages. Ze weerspiegelen de strikte scheiding tussen de publieke en private sfeer, die gebaseerd is op het ideaal van een patriarchaal en burgerlijk kerngezin. Deze literatuur schetst een sociale piramide waarin de witte, mannelijke kolonisator wordt verheerlijkt. Hun echtgenotes wachten de mannen in België op en zorgen zo voor een blijvende band met hun “moederland” en “het witte ras”. Het moederen van deze witte vrouwen wordt benadrukt om het vaderlijke van de witte man te ondersteunen. Dit vaderen speelt zich niet af in de als vrouwelijk bestempelde private sfeer of in België, maar wordt ingevuld als de “white man’s burden”: de plicht om verdierlijkte en geïnfantiliseerde zwarte mannen en zwarte vrouwen te “beschaven”. Opvallend is dat “achterlijkheid”, “irrationaliteit”, “dierlijkheid” en “kindsheid” zowel aan zwarte personages worden toegeschreven als aan witte vrouwen wanneer ze in interactie treden met een witte man. Witte vrouwen lijken deze kenmerken echter te overstijgen in interactie met zwarte personages, om het idee van raciale superioriteit niet te ondermijnen.

Een breuk met het verleden?

Kinder- en jeugdboeken gepubliceerd na 1960 pretenderen historische verhalen te vertellen die de koloniale periode zo realistisch mogelijk verbeelden. Deze literatuur brengt een grotere diversiteit aan onder haar personages en situeert een toenemend aantal witte vrouwen in Congo. Net als aan hun mannen, worden witte vrouwen een “beschavingsmissie” toegeschreven: zij dienen zwarte vrouwen te onderrichten in het moederschap. De onderwijzende taak van de witte vrouw plaatst haar in een moeder-kind en meester-leerling relatie met de zwarte bevolking. Wanneer de leeftijd-as seksisme en racisme kruist, fungeren witte vrouwen als metafoor: Congo wordt als een kind aan “het Belgische moederland” gebonden.

In recentere literatuur komt de nadruk ook meer te liggen op het witte vrouwelijke lichaam, door een openlijk(er) aansnijden van het onderwerp seksualiteit. Het witte vrouwelijke lichaam dient door witte mannen beschermd te worden, want tijdens de dekolonisatie zouden zwarte mannen zich uit wraak voor de Belgische inmenging durven vergrijpen aan hun echtgenotes. De dubbele standaard, die vrouwelijke seksualiteit zowel idealiseert in de vruchtbaarheid van het moederschap als verwerpt in haar vooronderstelde dierlijkheid en passiviteit, treedt op het voorplan. Literatuur die de Congolese onafhankelijkheid behandelt, schuift de schuld voor de dekolonisatie af op de aanwezigheid van witte vrouwen aldaar. Door hun gemeenschappelijke negatieve karakteristieken kunnen witte vrouwen het te goed vinden met de zwarte bevolking, waardoor elke machtsrelatie verdwijnt. Andere literatuur beschuldigt witte vrouwen in Congo dan weer van arrogantie en machtsmisbruik:  ze jagen de Congolezen tegen zich in het harnas en lokken zo opstand uit tegen de witte aanwezigheid.

Kijken door een andere bril

Door met een sterke lens naar Vlaamse kinder- en jeugdliteratuur over Congo te kijken komt echter niet alleen het hierboven geschetste, vrij negatief gestereotypeerde, beeld naar boven. De complexiteit van deze literatuur schuilt erin dat ze ook helemaal anders kan worden geïnterpreteerd. Het gebrek aan witte vrouwelijke personages in Vlaamse kinder- en jeugdliteratuur over Congo gepubliceerd voor 1960 kan immers als metafoor worden gelezen. Witte vrouwen blijven immers niet alleen in België, ze personifiëren ook het “Belgische moederland”. De boodschap luidt dan: witte vrouwen blijf aan de Vlaamse haard, België treed niet buiten uw grenzen.

Wanneer witte vrouwen in literatuur gepubliceerd na 1960 optreden als hoofdpersonages, gaat het vaak om tienerdochters die hun ouders “naar de kolonie volgen”. Als opstandige puber die stilaan volwassen wordt, fungeert de jonge witte vrouw als metafoor voor het dekoloniserende Congo. Literatuur gepubliceerd na de Congolese onafhankelijkheid, maar handelend over de koloniale periode, gebruikt witte vrouwelijke personages als moreel kompas, als geweten van het heden dat de fouten uit het verleden veroordeelt. Door antikoloniale kritieken in de mond van deze vrouwen te leggen, worden de zwarte personages in de verhalen echter opnieuw naar het achterplan geschoven en blijven de witte vrouwen als hun meerdere geschetst. Bovendien gedragen deze personages zich vaak typisch vrouwelijk in Belgische context – de meeste verhalen markeren een reis van België naar Congo en terug – terwijl ze in Congo mannelijke kwaliteiten krijgen toegeschreven. Hoewel hun mannelijkheid in vergelijking met de “verwijfde” zwarte personages als iets positiefs wordt geschetst, wordt mannelijkheid bij witte vrouwen afgekeurd in relatie tot witte mannen en vrouwelijkheid blijvend geassocieerd met “anders-zijn”.

Download scriptie (910.39 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Dr. Katrien De Graeve
Thema('s)