Anthony Van Dyck een verborgen geniale schilder

Rebecca
Gheyssens

Anthony Van Dyck mag dan wel de belangrijkste portretschilder zijn van de 17de eeuw, op quasi alle andere vlakken bevindt hij zich in de schaduw van zijn tijdsgenoot Peter Paul Rubens. Zeker wanneer het over historieschilderkunst en mythologische voorstellingen gaat komt Rubens (terecht) op de eerste plaats, maar wordt Van Dyck (onterecht) vaak vergeten.

Een 17de-eeuwse schilder uit de Zuidelijke-Nederlanden schilderde niet zomaar wat hij wou of hoe hij dit wou. Zelfs wanneer men los van opdrachten werkte. Een schilder moest zich voortdurend verantwoorden en hiervoor konden ze gebruik maken van mythologische onderwerpen. Enerzijds konden de kunstenaars zo hun verfijning en kennis van de klassieke oudheid en kunst van Italië tonen. Anderzijds boden mythes vele mogelijkheden om buitensporige taferelen en naaktbeelden weer te geven. Op deze manier konden kunstenaars niet enkel hun kunnen bewijzen, maar eveneens vrijuit hun expressieve en picturale kwaliteiten ten toon stellen.

Vandaag is er een taboe rond naaktheid. De gemiddelde 17de-eeuwse was echter minder preuts dan de gemiddelde 21ste-eeuwse mens. Hierbij komt het aspect van allegorie te pas. Een allegorie is een uiterst ingewikkeld begrip dat kan omschreven worden als een abstracte representatie die een onderliggende manier van denken weergeeft. De definitie hiervan klinkt nogal vreemd, daarom dient men ze praktisch te interpreteren. Een allegorie zorgt ervoor dat de meest uitbundige taferelen een morele ondertoon dragen waardoor het gebruik van het tafereel gerechtvaardigd wordt. Allegorieën kunnen in de barok het best gezien worden als een instrument van culturele integratie van mythologie. Door levenslessen, waarden en allerhande doeleinden aan het narratief te koppelen worden deze aanvaard door de maatschappij. Helaas wil dit niet zeggen dat er te allen tijde volledige naakte lichamen weergegeven werden en was er wel degelijk een zekere censuur.

Het aandeel van Van Dyck

Welke rol speelt Van Dyck hier in? Dit onderzoek kaart aan dat al deze aspecten in het oeuvre van Rubens erkent en geapprecieerd worden maar dat hetzelfde niet geldt voor diens meest getalenteerde protegé Van Dyck. Tot hiertoe werd zijn mythologisch oeuvre nog niet op deze manier onderzocht. Nochtans verdient zijn mythologisch oeuvre wel wat meer aandacht. In dit onderzoek gebeurt dit door de focus te leggen op Van Dyck in plaats van vergelijkingen te maken met contemporaine kunstenaars. Doorgaans wordt hij vaak bekritiseerd als een goede schilder, maar niet de meest geniale of intellectuele schilder. Echter door vanuit Van Dyck zelf te vertrekken kan men meer waardering opbrengen voor zijn intelligentie en individuele capaciteiten. Hij beschikt over een aangeboren schildertalent, visuele intelligentie en oog voor persoonlijkheid en karakter. Bovendien heeft hij, zoals de Amerikaan Adam Eaker vaststelde, een bijzondere interesse in mensen. Dit werd allicht gestimuleerd door zijn gewoonte om te werken met modellen. Hierdoor legt hij de focus op de gezichten en handen van figuren. Zo kan hij meer emotie en interactie verwerken in het schilderij waardoor het karakter van de figuren beter tot uiting komt.

Dit is waarneembaar in zijn voorstelling van Diana en een nimf, verrast door een sater of Pan uit circa 1622-27 dat zich momenteel in het Prado Museum te Madrid bevindt. Subtiel weergegeven via de verstrengelde armen van Diana en haar nimf dat hun band weerspiegeld. Explicieter in beeld gebracht via de centrale hand van de sater die wijst naar hetgeen waar hij naar verlangt, de godin en haar nimf.

Focus op de kleine elementen

De Franse 17de-eeuwse kunstcriticus Roger de Piles kon niet veel goed zeggen over Van Dyck. Behalve wanneer het om zijn talent voor fijne elementen ging. Dit schilderij vertolkt een tafereel waarin de godin van de jacht en beschermster van de kuisheid, Diana, aan het uitrusten is met haar nimf. Rechts bovenaan in beeld bevindt zich een sater of mythisch wezen dat gedreven wordt door zijn lusten. Concreet komt hier het onderwerp van kuisheid tegenover lust centraal te staan. De godin heeft een vredige en rustige blik en de hitsige sater heeft een wellustige blik met zijn tong uit de mond hangend.

Dit is echter nogal kort door de bocht. Zeker wanneer het om werken van Van Dyck gaat. Als meester in de fijne elementen valt er in zijn details veel meer te ontdekken. Niet enkel over hem als kunstenaar maar eveneens over het narratief en de verankering ervan in de samenleving van de barok. Zo speelt de blik van de sater een belangrijke rol. Het weergeven van een kwetsbare slapende vrouw bespiedt door een man weerspiegelt hun plaats in de maatschappij van de barok. In de cultuur van de barok was de vrouw onderworpen aan de mannelijke dominantie en wordt ze vanuit een mannelijk perspectief weergegeven als lustobject. Zowel de sater als de toeschouwer van het werk krijgen een soort macht over de godin en haar nimf die zich in een kwetsbare positie bevinden. Een allegorie is een ideaal instrument om dergelijke ideeën te verspreiden. Op deze manier worden Van Dyck zijn capaciteiten in beeld gebracht alsook de mythe alsook bepaalde maatschappelijke waarden.

Er hangt een zekere onwetendheid rond het allegorisch fenomeen bij Van Dyck. Dit doordat Van Dyck zijn mythologische allegorieën niet op dezelfde manier benadert als bijvoorbeeld Rubens. Dit zorgt voor een punt van kritiek. Door een zeer persoonlijke stijl oogt Van Dyck vaak een gebrek aan inzicht te hebben. Of zo wordt althans vaak onterecht besloten. Deze masterproef haalt het gebrek van erkenning van een allegorische waarde aan in de mythologische werken van Van Dyck alsook een waarde voor Van Dyck als kunstenaar met een persoonlijke stijl.

Anthony Van Dyck en Jan Roos I, Diana en een nimf, verrast door een sater of Pan, ca. 1622-1627, olieverf op doek, 144 x 163cm, Museo del Prado, inv.nr.POO1492.

Anthony Van Dyck en Jan Roos I, Diana en een nimf, verrast door een sater of Pan, ca. 1622-1627, olieverf op doek, 144 x 163cm, Museo del Prado, inv.nr.POO1492.
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
Prof. dr. Koenraad Jonckheere