(Over)leven na de val van het kalifaat: wat met de Belgische kinderen?

Fenne
Dendoncker

Na de val van het kalifaat bevinden Belgische kinderen van IS-strijders zich in onveilige en erbarmelijke Koerdische vluchtelingen- en detentiekampen. Deze kinderen zijn voornamelijk tussen nul en zes jaar oud. Verschillende Belgische moeders vragen een terugkeer naar België aan, vooral voor hun kinderen, sommige met hun kinderen.

Wij zijn een humanistische samenleving, wij hebben daarvoor gekozen om humaan te zijn. We geven tweede kansen; deze kinderen krijgen zelfs geen eerste kans.” (Heidi De Pauw, Child Focus)

De mogelijke terugkeer van de kinderen roept vragen op: wat is de impact van de levensgeschiedenis op deze kinderen, op welke manier zal hun (identiteits-)ontwikkeling verlopen en houdt een terugkeer risico’s in?

Via een studie van relevante literatuur en gesprekken met zes professionals probeert dit onderzoek een stap dichter te komen bij een genuanceerde benadering van een actuele maar tegelijk onbekende en gevoelige kwestie.

Trauma’s

Waarover geen enkele twijfel bestaat, is dat elk kind traumatiserende ervaringen met zich meedraagt. In tegenstelling tot wat vaak wordt verondersteld, vereisen deze trauma’s volgens professionals niet onmiddellijk een interventie door psychologen. Men spreekt eerder over een opvolging van de kinderen om enkel bij de detectie van trauma gerelateerde problemen, over te gaan tot klinisch psychologische hulpverlening.

De moeder speelt momenteel een belangrijke beschermende rol. Uit het onderzoeksrapport van professor Gerrit Loots over 14 geïdentificeerde kinderen in Al-Hol en Al-Roj blijkt hoe de moeders erin slagen om hun kinderen zo veel mogelijk af te schermen van potentieel traumatiserende bronnen. Daarmee wordt trauma ingeperkt en bijkomend de band tussen moeder en kind versterkt. Tegelijkertijd klinken recente nieuwsberichten over de toestanden in de kampen alsmaar nefaster wat betreft mogelijkheden tot zorg en het voorzien van veiligheid. Professor Loots stelde in oktober 2018 reeds vast hoe het psychologisch welzijn van de moeders erop achteruitgaat en zij daardoor op termijn zowel emotioneel als mentaal minder beschikbaar worden voor hun kinderen.

Er blijkt nood aan veilige omstandigheden en een ondersteunende context van waaruit het merendeel van die kinderen, ondanks de diversiteit aan trauma’s, zou kunnen functioneren als eender welk kind. 

Kunnen wij dat wel?

‘Wij’ verwijst naar heel wat mensen: hulpverleners, leerkrachten maar ook elke persoon in onze samenleving. Bij hulpverleners en leerkrachten lijkt er enerzijds heel wat twijfel te bestaan over het al dan niet instaat zijn om met deze doelgroep te kunnen werken. Anderzijds blijkt uit dit onderzoek dat hulpverleners over rijke kennis en ervaring beschikken wat betreft het werken met kinderen uit oorlogsgebied, met trauma’s, met overleden ouder(s), met radicalisering … Veeleer lijkt het te gaan om iets wat Rudi Vranckx aanhaalt tijdens het interview:

“De vraag is: dúrf je dat aan?”

Het blijkt eerder van belang om de reeds bestaande expertise toe te passen en te delen met professionals uit verschillende disciplines. Bijkomend dienen hulpverleners in te staan voor de ondersteuning aan familie (vaak de grootouders) of pleeggezinnen bij de opvang van de kinderen. Mits de nodige monitoring en begeleiding zijn ook deze zorgfiguren volledig klaar om de potentieel terugkerende kinderen van een warm en veilig nest te voorzien.

Risico op radicalisering

De terugkeer van de kinderen wordt frequent gelinkt aan een risico op radicalisering op latere leeftijd en zelfs aan de idee dat deze kinderen reeds geradicaliseerde wezentjes zijn. Gezien de jonge leeftijd van de kinderen zijn zij echter volgens professionals cognitief gezien niet instaat om over radicale ideeën te beschikken. Desalniettemin groeien zij op in een geradicaliseerde omgeving. Uit het onderzoek blijkt hoe de radicaliseringsdruk in de kampen toeneemt, wat wordt bevestigd in recente nieuwsberichten.

Daarnaast blijkt het risico des te groter bij het niét toelaten van de kinderen in België: de uitsluiting zou een voedingsbodem kunnen zijn van haat waarvoor deze kinderen, wanneer ze adolescent of jongvolwassen zijn, zich willen wreken. Het niet laten terugkeren van de kinderen betekent eveneens dat er minder tot geen controle is over hun verdere psychosociale ontwikkeling. Op die manier wordt bijgevolg een groter veiligheidsrisico gecreëerd.  

Belangrijk in dit opzicht is de nood aan alertheid bij professionals die radicaliseringssignalen kunnen opvangen en de gepaste ondersteuning kunnen aanbieden, zowel aan het kind als aan het opvanggezin.

Gaan die IS kinderen gewoon omdat ze misschien getuige geweest zijn of in een gewelddadige omgeving geleefd hebben, gaan die later gewelddadiger zijn al van hun inborst? Daar ben ik niet van overtuigd. Ik denk dat alles zal afhangen van de opvoeding en de inprenting van juiste waarden en normen. Dat is belangrijk. Dat is de kans die wij nu krijgen om die kinderen terug te integreren en omringen.” (Erik De Soir, psychotraumatherapeut)

Media aandacht en publieke opinie

De media-aandacht voor dit onderwerp is enerzijds noodzakelijk in het kader van een bewustmaking van een urgente problematiek. Anderzijds heeft de manier van berichtgeving een impact op hoe mensen naar deze kwestie kijken en maakt het ook talloze gevoelens los. Er is sprake van stigmatiserende, haatdragende en racistische reacties in onze samenleving die mensen het gemakkelijkst lijken te uiten via het computerscherm. Deze uitingen baren professionals zorgen; de impact en de risico’s van het reeds aanwezige en enkel maar toenemende stigma op de kinderen en hun verdere identiteitsontwikkeling.

“Ik ben geschrokken van de onmenselijke hardheid van sommigen. Dat heeft toch mijn mensbeeld … Geschokt … .” (Rudi Vranckx, VRT)

Veeleer dient een plek te worden gecreëerd waar een kind zich thuis mag voelen, onder meer door ons als samenleving te engageren voor en kansen te geven aan de kinderen. Het is cruciaal om de kinderen als kind te zien met zijn/haar persoonlijke geschiedenis maar ook als een kind met sterktes, talenten en dromen over de toekomst.

Laat u niet verblinden door die geschiedenis maar durf kijken naar een positieve toekomst; hun toekomst, uw toekomst en de toekomst van onze samenleving als geheel.  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Download scriptie (1.76 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2019
Promotor(en)
Prof Dr. Patrick Meurs