Mijn kind met een gerust hart op mijn tablet laten surfen?

Emiel
Koonen

Televisiekijken wordt al sinds 1989 gereguleerd door de Europese Unie. Toch bleken doorheen de jaren ingrijpende veranderingen nodig vanwege de evolutie van het medialandschap. Denk maar aan de nieuwe videogiganten zoals YouTube en TikTok.

Nieuwe media

Naast traditionele kabeltelevisie is televisie op aanvraag vandaag alomtegenwoordig, met de mogelijkheid om programma’s en films te bekijken op een moment naar keuze. Daarnaast bieden ook videoplatformdiensten, zoals vb. YouTube, de mogelijkheid aan kijkers, in het bijzonder jongeren, om online video’s te bekijken, te uploaden en te delen. Ook op socialemediadiensten zijn deze video’s niet meer weg te denken. De Europese Commissie heeft daarom in 2018 de Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten van 2010 herzien zodat aanbieders van videoplatformdiensten zich ook aan bepaalde regeltjes moeten houden. Deze herziening moet ten laatste in september 2020 worden opgenomen in de nationale wetgeving van de Europese lidstaten.

Nieuwe richtlijn

De nieuwe richtlijn beoogt een gelijker speelveld tussen de verplichtingen van aanbieders van traditionele televisie, televisie op aanvraag en videoplatformdiensten. Voor het eerst worden videoplatformdiensten samen gereguleerd met televisiediensten. De uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn brengt verschillende complicaties met zich mee en is daarom niet vrij van kritiek. 

Speciaal?

Videoplatformdiensten verschillen sterk van televisiediensten aangezien de audiovisuele inhoud op hun platformen door gebruikers zelf kan worden geüpload. Bijgevolg dragen ze niet de verantwoordelijkheid die aanbieders van televisiediensten wél dragen voor de inhoud op hun kanaal. Bij televisiediensten is de wetgeving van de lidstaat waarin de aanbieder van de dienst gevestigd is, van toepassing. Bij videoplatformdiensten is dit ook zo. Klein nuance: hierdoor zal dezelfde wetgeving van toepassing zijn op alle geschillen die voortkomen uit video’s van één bepaalde videoplatformdienst. De populairste videoplatformdiensten zijn gevestigd in Ierland, waardoor de Ierse wetgeving vb. van toepassing zal zijn op een geschil dat ontstaat over een video die op YouTube wordt geüpload door een gebruiker in Duitsland, en vervolgens wordt bekeken door iemand in Frankrijk. Aangezien Ierland dus een zware verantwoordelijkheid draagt voor de implementatie, moet uit de voorbereidende werken van de Ierse wetgever blijken hoe deze omgaat met de complicaties van de nieuwe Richtlijn.

Bescherming tegen schadelijke inhoud

Zo moeten aanbieders van videoplatformdiensten voortaan passende maatregelen nemen ter bescherming van minderjarigen en het algemene publiek tegen schadelijke inhoud. Deze maatregelen moeten  betrekking hebben op de organisatie van de inhoud en niet op de inhoud zelf. De passende maatregelen worden genomen ter bescherming van minderjarigen tegen inhoud die hun lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling kan aantasten. Daarnaast dienen ze ter bescherming van het algemene publiek tegen inhoud die aanzet tot geweld of haat en tegen inhoud waarvan de verspreiding een misdrijf uitmaakt, met name het publiekelijk uitlokken van het plegen van een terroristisch misdrijf, kinderpornografie en racisme en vreemdelingenhaat.

Controle

Aanbieders van audiovisuele mediadiensten dragen redactionele verantwoordelijkheid voor de inhoud van hun uitzendingen, aanbieders van videoplatformdiensten niet. Kan men van deze aanbieders verwachten dat zij instaan voor alle inhoud in door gebruikers gegenereerde video’s? Controle in de praktijk blijkt namelijk erg moeilijk, zoals bleek uit getuigenissen van content-moderatoren bij TikTok in Berlijn. Daarnaast moeten aanbieders van videoplatformdiensten de Richtlijn elektronische handel respecteren, waardoor zij niet aansprakelijk zijn voor schadelijke inhoud op hun platform voordat zij daarvan op de hoogte zijn. Aanbieders hebben evenmin de verplichting om preventief te zoeken naar schadelijke inhoud. In feite zorgt de Richtlijn elektronische handel er dus voor dat aanbieders van videoplatformdiensten ontsnappen aan redactionele verantwoordelijkheid. Staat de hedendaagse technologie dan nog niet ver genoeg om een preventieve filterverplichting op te leggen in de zoektocht naar schadelijke online-inhoud? Men mag natuurlijk niet vergeten dat populaire videoplatformdiensten reeds preventieve controle uitvoeren op video’s, terwijl zij daar niet toe verplicht zijn.

Human-in-the-loop

De artificiële intelligentie die schadelijke inhoud ontdekt, is niet feilloos, en sommige inhoud glipt door de mazen van het net. De livestream op Facebook van de aanslag in Christchurch (Nieuw-Zeeland) illustreert dit. De nieuwe Richtlijn creëert dus een vangnet voor aanbieders die niet vrijwillig maatregelen treffen, door hen te verplichten om passende maatregelen te nemen tegen dit soort inhoud. Dit betreft bv. de mogelijkheid tot rapporteren, zodat schadelijke inhoud die toch verschijnt op het platform, zo snel mogelijk kan verwijderd worden. Uit getuigenissen blijkt dat zelfs menselijke tussenkomt geen garantie biedt op een correcte beoordeling van schadelijke inhoud. Indien artificiële intelligentie, noch menselijke tussenkomst als waterdicht voorbehoedsmiddel kan worden gebruikt, kan men dan redelijkerwijze van aanbieders van videoplatformdiensten verwachten dat zij verantwoordelijk zijn voor de inhoud op hun platform en in het bijzonder voor een preventieve toezichtverplichting? Toch zet recente rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie mogelijks de deur op een kier naar zo’n preventieve verplichting.

I accept the terms of service

Een ander knelpunt is dat aanbieders van videoplatformdiensten in hun algemene voorwaarden maatregelen mogen treffen die strenger zijn dan die in de nationale wetgeving. De kans bestaat dat aanbieders schadelijke inhoud zo ruim gaan definiëren waardoor ook legale inhoud verwijderd wordt en de vrijheid van meningsuiting aan banden wordt gelegd. Op deze manier kunnen aanbieders de kans op overheidssancties of rechtszaken beperken.

Ierland

Een laatste complicatie betreft het land-van-oorsprongbeginsel, wat ervoor zorgt dat Ierland bevoegd zal zijn voor de belangrijkste videoplatformdiensten. Het is uniek dat de definiëring van nationaal gevoelige kwesties zoals haatdragende of terroristische inhoud door één lidstaat zal gebeuren. Gelukkig wordt het verantwoordelijkheidsbesef van Ierland duidelijk in de strenge handhavingstechnieken van de toezichthouder. Deze voorzien zelfs in een zogenaamde superklacht om de aandacht van de Commissie te trekken.

Dus?

Men kan concluderen dat een perfect evenwicht tussen de bescherming van online-gebruikers tegen schadelijke inhoud enerzijds en mediavrijheid anderzijds voorlopig een utopie blijft voor videoplatformdiensten. Het lijkt niet eerlijk tegenover aanbieders van videoplatformdiensten om hun preventief verantwoordelijk te houden voor de inhoud op hun platform. Aanbieders krijgen veel verantwoordelijkheden inzake de bescherming van hun gebruikers, hetgeen slecht ontvangen wordt door voorvechters van de vrijheid van meningsuiting. Toch legt de Richtlijn, in de mate van het mogelijke, nieuwe en afdwingbare bescherming op voor gebruikers van videoplatformdiensten.

Download scriptie (702.26 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Eva Lievens