Slachtoffers en daders van seksueel geweld: als twee druppels water?

Joke
Geeraert

Wat kunnen slachtoffers, daders en slachtoffer-daders van seksueel geweld nu met elkaar gemeen hebben? Uit het thesisonderzoek van Joke Geeraert, criminologe aan de UGent, blijkt dat deze drie groepen veel meer op elkaar lijken dan tot nu toe gedacht. Toch zijn er ook verschillen op het vlak van mentale gezondheid die toelaten om de zorg voor zowel slachtoffers als daders te verbeteren.

Seksueel geweld is een veelvoorkomend probleem met korte- en langetermijngevolgen voor de fysieke, seksuele en mentale gezondheid. Een recente bevraging van de Belgische bevolking vestigde de aandacht op de grootte van deze problematiek in België. Een aangepaste zorg voor slachtoffers én daders is essentieel om seksueel geweld tegen te gaan en de gevolgen te bestrijden. Daarvoor is er echter nood aan inzicht in persoonlijke karakteristieken of eigenschappen die het risico op slachtofferschap en daderschap van seksueel geweld verhogen of verlagen.

In bestaand wetenschappelijk onderzoek naar seksueel geweld worden slachtoffers en daders steevast los van elkaar gezien en benaderd alsof het om twee volledig verschillende groepen gaat. Maar zijn dat wel zo strikt gescheiden groepen? Sommige personen zijn zowel slachtoffer als dader van dezelfde strafbare handeling, zoals verkrachting of aanranding. Er is in dat geval dus een overlapping van slachtofferschap en daderschap van seksueel geweld.

Bij onderzoek naar die overlapping lag de focus tot nu toe vooral op kenmerken die slachtoffers en daders met elkaar gemeenschappelijk hebben of welke eigenschappen aan de basis kunnen liggen van deze overlapping. Toch is die aanpak niet waterdicht, want sommige kenmerken geven eerder een verklaring voor daderschap (bv. lage zelfcontrole) terwijl andere kenmerken dan weer eerder slachtofferschap verklaren (bv. culturele stress). Bovendien zal uiteindelijk maar een hele kleine groep slachtoffers later seksueel geweld plegen en hebben niet alle daders dezelfde kans om slachtoffer te worden.  

Thesisonderzoek

Maar waarin verschillen slachtoffer-daders dan wel van slachtoffers en daders? Een antwoord op deze vraag is essentieel om de hulpverlening en het beleid rond seksueel geweld nog beter aan te passen aan deze verschillende groepen. Op basis van data uit vragenlijsten van een vierjarig onderzoek bij de Belgische bevolking, zocht Joke Geeraert in haar thesisonderzoek aan de UGent een antwoord op deze vraag. Via een statistische analyse werd de rol van persoonskenmerken (leeftijd, geslacht, migratieachtergrond), veerkracht, de sterkte van het sociaal netwerk en de mentale gezondheid vergeleken tussen slachtoffers, daders en slachtoffer-daders.

Mentale gezondheid als aandachtspunt

Van alle onderzochte factoren stak er een met kop en schouders bovenuit: de mentale gezondheid. Deze factor en zijn onderdelen bleken het meest een rol te spelen om slachtoffer-daders te onderscheiden van enkel-slachtoffers en enkel-daders. Zo werd er voor eerdere suïcidepogingen een sterk verband gevonden met slachtoffer-daders, terwijl voorgaand onderzoek dit verband vond bij gewone daders. Zelfverminking, daarentegen, bleek net samen te hangen met de enkel-daders en enkel-slachtoffers, wat wel overeenkwam met eerdere studies. Tot slot was er ook nog een sterk verband tussen angstsymptomen en personen die enkel dader waren. Ook voorgaande studies vonden dit effect al bij seksuele daders.

Blik naar de toekomst

Wat kunnen we nu meenemen uit dit thesisonderzoek? Naast de theoretische relevantie is deze masterproef van belang voor beleid en hulpverlening. Een beter inzicht in de onderliggende factoren laat immers toe om de hulpverlening nog betere af te stemmen op de noden van slachtoffers, daders én slachtoffer-daders. Voorgaand onderzoek toonde al aan dat slachtoffer-daders niet als ‘pure’ slachtoffers worden aanzien door hulpverleners en er minder bereidheid is om hen op te nemen in slachtofferhulp. In het thesisonderzoek van Joke Geeraert werd echter een sterke link van suïcidepogingen bij slachtoffer-daders gevonden. Dit toont dat het belangrijk blijft dat ook personen die al een strafbaar feit pleegden toegang hebben tot de benodigde slachtofferhulp. Daarnaast is er bij dadertherapieën blijvende aandacht nodig voor eerdere slachtofferervaringen en niet enkel voor risicobeperking of het voorkomen van herhaling van het strafbaar gedrag. Tot slot blijft het ook voor slachtoffers belangrijk dat er aandacht is voor hun mentale gezondheid, bovenop hun rechten in het strafproces. Voorkomen is immers beter dan genezen.

Download scriptie (536.79 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
Prof. Dr. Christophe Vandeviver