Hebben mensen de vrijheid om te discrimineren?

Stéphane
Heusequin

Slechts weinig mensen die opkomen voor de vrijheid om te discrimineren worden op een warm applaus onthaald in intellectuele kringen. Discriminatie is geen handeling waarmee je jezelf op de borst klopt. Toch doen we er goed aan om de rol van het discriminatierecht bij voorkeur bescheiden te houden. Discriminatie is zelden immoreel en veelal perfect rationeel. En zelfs wanneer het irrationeel is, behouden mensen het recht om ook domme keuzes te maken. Of zoals Jan Mulder zou zeggen: ‘Een beetje dom is ook wel lekker.’



Discriminerende brillenverkopers

Er was eens een ondernemende brillenverkoper genaamd Jan. Net zoals alle andere brillenverkopers in de buurt, wou Jan een hogere omzet halen. Op basis van pientere empirische beschouwingen, kwam Jan tot de bevinding dat oude mensen vaker een bril nodig hebben dan jonge mensen. Dit bracht hem tot het volgende lumineuze idee: klanten een korting geven in functie van hun leeftijd. Was je 30 jaar oud kreeg je 30% korting, was je 50 jaar oud kreeg je 50% korting enzoverder. Niet iedereen was hier echter even gelukkig mee. Veel mensen vonden het manifest oneerlijk dat oudere mensen meer korting kregen dan zij. Concurrent Charles vond dat deze mensen wel een punt hadden en stapte naar de rechter. Deze gaf Charles gelijk en oordeelde dat Jan zich schuldig maakte aan verboden leeftijdsdiscriminatie. Sindsdien krijgt geen enkele klant onder de pensioenleeftijd nog korting. Niemand werd gelukkiger, behalve Charles.



Discriminatie en onderscheid: what’s in a name?

Had de rechter het bij het juiste eind om Jan te veroordelen voor discriminatie? Taalkundig gezien kan je uiteraard niet ontkennen dat Jan discrimineerde. ‘Discrimineren’ is immers niet meer dan ‘onderscheiden’, wat voor velen onder ons een dagdagelijkse bezigheid is. We discrimineren op grond van uiterlijk wanneer we naar links of rechts swipen op Tinder, we discrimineren op grond van persoonlijkheid bij de keuze van onze vrienden en we discrimineren op grond van intelligentie bij het uitreiken van diploma’s. In het recht heeft het discriminatiebegrip echter een negatieve lading. Wanneer bepaalde particulieren (zoals werkgevers en verkopers) een onderscheid maken op grond van een beschermd kenmerk (geslacht, huidskleur, leeftijd, etc.), dan is er veelal slechts sprake van discriminatie wanneer dit onderscheid ‘ongerechtvaardigd’ is.



Wat is het punt van discriminatierecht?

De brillenverkoper diende dus goede redenen aan te geven waarom het gemaakte onderscheid volgens hem wél verantwoord was. Het is net hier dat het Ideologyschoentje wringt: het recht reikt geen heldere criteria aan op basis waarvan deze rechtvaardigingsvraag moet plaatsvinden. Het bevat wel enkele neutrale criteria die rechters in staat stellen om tot een zekere belangenafweging over te gaan (zo moet het onderscheid een ‘legitiem doel’ nastreven, ‘noodzakelijk’ en ‘proportioneel’ zijn), maar inhoudelijk brengen ze weinig bij. Er ontbreekt een duidelijke onderliggende grondslag van een discriminatieverbod. Anders gesteld: het is helemaal niet duidelijk welk kwaad discriminatierecht precies tracht te bestrijden. Legt het particulieren een plicht op om ‘rationeel’ te handelen? Of gaat het om een toepassing van het gelijkheidsbeginsel, dat de ‘gelijke behandeling van gelijke gevallen’ voorschrijft? En zo ja: wie zijn de ‘gelijke gevallen’ en in welk opzicht moeten ze precies gelijk behandeld worden? Gaat het om gelijke kansen, gelijke waardigheid of gelijke vrijheid? Afhankelijk van het perspectief dat je verkiest, kan je de brillenverkoper wel of niet veroordelen. Net zoals de liefde, is discriminatierecht bedrijven in grote mate ‘op gevoel’, met nu en dan onverwachte uitkomsten. Het gemis van een duidelijke grondslag veroorzaakt niet enkel rechtsonzekerheid, maar leidt bovendien tot het gevaar dat het discriminatiebegrip veel te ruim wordt opgevat. Als we allemaal nu en dan eens ‘gediscrimineerd’ worden, dreigt werkelijke discriminatie compleet gebagatelliseerd te worden.



Een alternatieve benadering

Een alternatieve benadering dringt zich op. Vanuit een progressief liberaal perspectief, geïnspireerd door denkers zoals de Amerikaanse filosoof John Rawls, stel ik daarom voor om het label ‘discriminatie’ te beperken tot die vormen van ongelijke behandeling die zijn ingegeven door vooroordelen. Een ‘vooroordeel’ is het geloof in de minderwaardigheid van een bepaalde groep mensen op grond van kenmerken die vanuit moreel oogpunt irrelevant zijn (‘zwarten zijn apen’, ‘homo’s zijn vies’). Discriminatie komt in dit geval neer op dehumanisering – bepaalde categorieën van mensen degraderen tot iets ‘lager’ dan een mens – wat de daad van discriminatie op zichzelf immoreel maakt. Een discriminatieverbod is dan simpelweg een toepassing van het recht op menselijke waardigheid. In deze benadering zullen slechts weinig vormen van ongelijke behandeling als discriminatie doorgaan. De brillenverkoper had geen enkel kwaadaardig vooroordeel tegenover jonge mensen, dus hij discrimineerde niet.

Uiteraard zijn er heel wat gevallen van ongelijke behandeling die op zichzelf niet immoreel zijn, maar die wel degelijk problematische gevolgen kunnen hebben. Een werkgever die de voorkeur geeft aan een jonge mannelijke werknemer, gelooft niet per se dat vrouwen minderwaardig zijn. Zijn keuze kan ingegeven zijn door het (accurate) stereotype dat vrouwen vaak kinderen krijgen rond een bepaalde leeftijd, wat financiële kosten met zich meebrengt (zoals een tijdelijke vervanger zoeken en opleiden). Ondernemingen hebben het recht om kosten te drukken, maar toch kunnen deze vormen van onderscheid bijzonder problematisch zijn wanneer een heleboel werkgevers van diezelfde stereotypen gebruikmaken. Hierdoor dreigt de groep vrouwen immers significant benadeeld te worden ten opzichte van de groep mannen. Een correctie dringt zich in dat geval op, maar een dergelijk verbod moet vanuit een heel andere logica benaderd worden. Het verbod dient dan niet om individueel immoreel gedrag te veroordelen, maar wel om een grotere gelijkheid tussen groepen te bekomen. Niet omwille van de gelijkheid op zich, maar wel omwille van de vrijheid van individuen. Het ‘lidmaatschap’ van een bepaalde groep mag immers niemand zijn kansen op zelfontplooiing ontnemen.



Conclusie

Lady JusticeOnder het huidige discriminatierecht mag je geen willekeurige leeftijdskortingen toekennen, mogen verzekeringsmaatschappijen geen hogere premies aan mannen opleggen en zijn zelfs evenementen zoals Ladies at the movies juridisch gezien heel moeilijk te rechtvaardigen. Willen we discriminatie serieus nemen, doen we er goed aan om discriminatierecht niet tot een gelijkheidsfetisj te herleiden. Geen gelijkheid, maar wel gelijke waardigheid en voldoende vrijheid voor iedereen: dát is een rechtvaardige samenleving.