De vroegmoderne media: bronnen van angst? Berichtgeving over criminaliteit in de Zuidelijke Nederlanden gedurende de zeventiende en achttiende eeuw

Maarten
Franck

             

 
De vroegmoderne media: bronnen van angst?
 Brekend nieuws: “Bewezen: computerspelletjes roepen agressie op bij jongeren!” Deze stelling kan ik hier niet funderen, noch wens ik dit te doen, maar het zou wel eens een krantenkop uit de krant van morgen kunnen zijn. Nochtans zou in diezelfde krant morgen evengoed een artikel kunnen verschijnen over het feit dat wetenschappelijk onderzoek geen uitsluitsel kan geven over het verband tussen computergames en agressie bij jongeren. Het enige dat vaststaat, is dat er de laatste jaren meer en meer wordt gediscussieerd over de invloed van de media op ons gedrag. Welke invloed heeft bijvoorbeeld een computergame waarin je de vrijheid krijgt om zo veel te moorden, te stelen en dronken achter het stuur te zitten als je zelf wilt? (Zoals bijvoorbeeld in Grand Theft Auto IV.) Wat leert de overdaad aan bloed en geweld op de televisie aan onze kinderen? Of, wat zijn nu juist de gevolgen van het lezen over gruwelijke moordenaars, perverse kinderverkrachters en doortrapte dieven in de pers?
Een antwoord op deze laatste vraag vinden we bij de newsmaking criminology. Dit is een stroming binnen de criminologie die beweert, dat er een verband bestaat tussen de manier waarop de media over misdaad berichten en de angstgevoelens voor criminaliteit bij de bevolking. Door bijvoorbeeld uitvoerig te spreken over de meest gruwelijke moorden en (ander) “zinloos geweld”, zouden de media ertoe bijdragen dat sommige mensen angst krijgen om ’s nachts nog op straat te wandelen. Bang om zelf vermoord te worden wanneer ze iemand weigeren een sigaretje te geven. Nu, is deze angst gegrond? Misschien wel gedeeltelijk, maar waarschijnlijk eerder niet. Verschillende studies tonen namelijk aan dat de aanwezigheid van criminaliteit vandaag de dag stevig zou worden overschat. Bovendien is het zo, dat de aanwezigheid van geweld in de West-Europese samenleving enorm is gedaald in vergelijking met bijvoorbeeld de late Middeleeuwen, of zelfs in vergelijking met enkele decennia geleden.
Mijn persoonlijke bijdrage aan het debat over de “angstaanjagende media” is geschiedkundig van aard. Met mijn masterscriptie heb ik onderzocht of ook de zeventiende- en achttiende-eeuwse media die berichtten over criminaliteit in de Zuidelijke Nederlanden (het huidige België) een angst voor criminaliteit konden opwekken. Geen gemakkelijke opgave, aangezien dergelijk onderzoek nog nooit is gedaan op een dergelijke schaal. Enkel de Amerikaanse historica Joy Wiltenburg, die zocht naar de oorsprong van de sensatiejournalistiek in de Duitse moordballades, had voordien een dergelijk werk afgeleverd. Zij beperkte zich echter enkel tot het genre van de moordballade en het moordpamflet. Ik heb geprobeerd om een ruimer aanbod aan criminaliteitsnieuws te onderzoeken. Nu denk je misschien: “Wat in godsnaam zijn moordballades?” Wel, de naam zegt het eigenlijk al zelf. Moordballades of moordliederen zijn liederen die gaan over moord. Tot aan het begin van Wereldoorlog II kon men marktzangers horen zingen op de straten en op pleinen over de meest uiteenlopende zaken, waaronder ook over moord en diefstal. Deze liedjes baseerden zij vaak op waargebeurde gebeurtenissen en doordat zij vaak van het ene naar het andere dorp reisden om hun liedjes ook aan andere mensen te laten horen, werden zij opgenomen in een netwerk van nieuwsboden. Laten we hen dan maar radio’s avant la lettre noemen. Volgens Wiltenburg zijn deze moordliedjes vergelijkbaar met de hedendaagse sensatiejournalistiek, maar wel tot op bepaalde hoogte. In de meeste liedjes zit namelijk een morele les verscholen (net zoals in sprookjes en andere verhalen uit die periode.) En, laten we eerlijk zijn, in de huidige sensatiejournalistiek is er niet veel te merken van enige moraliserende toon. In tegendeel, hoe meer seks, hoe meer geweld en hoe meer er wordt gescholden, hoe beter. Ik ga niet zeggen dat men deze elementen niet terugvindt in de oude moordliedjes, maar door hun moraliserende aard, weten de moordliedjes zich toch van onze huidige sensatiejournalistiek te onderscheiden. Deze moraliserende boodschap was steeds dezelfde: zondig niet en geef geen gehoor aan de verleidingen van de duivel, want God ziet al! Men moest dus niet de criminelen vrezen, maar God, want niets was erger dan in het hiernamaals te moeten branden in het hellevuur.
Naast deze moordliedjes heb ik dus ook nog naar andere vroegmoderne media gekeken. Zo vinden we vanaf de zeventiende eeuw in de grote steden van de Zuidelijke Nederlanden ook reeds de eerste gedrukte kranten terug. Voor lange tijd was dit enkel maar in Antwerpen en in Gent, maar later kregen ook andere steden hun eigen krant. Uit mijn onderzoek bleek dat in tegenstelling tot vandaag, de achttiende-eeuwse kranten slechts zeer weinig over criminaliteit berichtten, en als ze het wel deden, ging het meestal over buitenlands nieuws. Een interessant gegeven, want als de kranten weinig nieuws leverden over binnenlandse criminaliteit, maakte dit van de marktzangers nog een belangrijkere bron om verhalen te horen over bloeddorstige moordenaars en gluiperige roversbenden.
Naast de moordliedjes en de kranten was er nog een derde medium dat nieuws over criminaliteit leverde: de sententies. Sententies zijn vonnissen die werden geveld over misdadigers. Sinds de zestiende eeuw was het in de Zuidelijke Nederlanden bovendien verplicht om deze sententies als voorbeeld voor te lezen alvorens tot de publieke executie over te gaan. Zo legde de staat uit waarom de veroordeelde werd geëxecuteerd en waarschuwde ze eveneens de mensen dat ook hen dit stond te wachten als ze zich verlaagden tot crimineel gedrag. En, geloof me vrij, de zeventiende- of achttiende-eeuwse galg, was geen plaats waar je wilde belanden, zoals bijvoorbeeld blijkt uit volgend stukje tekst uit een Gentse sententie van 25 april 1734:
 
“Met u voornoomde Moort-mes hanghende aen uwen hals op de voorseyde Horde ghesleept te worden tot aen het Schavot, gherecht op de Cooremerct deser Stede, om aldaer ghebonden te worden op een Cruys, ende u naeckt Lichaem tot vier reysen met gloyende ysere Nyp-tanghen ghenepen, ende daernaer Gheraebraeckt te worden, oock voorts u Levende Lichaem in het vier soo langhe te branden datter de doodt naervolght”
 
Zoals je kan zien, waren de spelling en het taalgebruik toen nog net iets anders dan nu, maar hopelijk kan je er nog wel uit afleiden dat de veroordeelde in alle geval een gruwelijke dood tegemoet ging. Ook in de moordliedjes stond deze “rechtvaardige justitie” centraal en werd er steeds minstens één strofe volledig aan de executie gewijd. Dit is dan ook één van de redenen waarom ik heb moeten concluderen dat aan de vroegmoderne media niet eenzelfde verantwoordelijkheid kan worden gegeven als aan de media van vandaag. Naar mijn inschatting wekten ze dan ook eerder een angst op voor God en voor het gerecht dan voor criminaliteit. Wat leert het verleden ons dan over het heden? Dat is een vraag die je zelf mag invullen.

Download scriptie (215.75 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2008