Ethiek in het politieke hart van Europa

Dieter
Bochar

16 september 2020: even was het vreemd opkijken in Brussel toen Ivan Vilibor Sinčić, een onafhankelijk Kroatisch Europarlementslid, letterlijk zijn broek aftrok tijdens de plenaire zitting. Met de stunt bepleitte de dertigjarige, populistische beleidsmaker een sterker sociaal vangnet, aangevuld met een basisinkomen voor elke EU-burger. Het is slechts één van de resem voorbeelden die illustratief zijn voor de soms absurde gang van zaken in het Europees Parlement: een instelling die alsmaar vaker geconfronteerd wordt met ethische wanpraktijken van haar leden.

Naast ordeverstoringen van plenaire bijeenkomsten, bleken Europarlementariërs in het verleden ook betrokken te zijn bij misbruiken van hun toegekende onkostenvergoeding, ernstige corruptieschandalen en ongewenste intimiteiten op de werkvloer. De kwalijke reputatie van het Europees Parlement als ‘geldverslindend circus’ wordt zodoende frequent kracht bijgezet. Ook Europarlementsleden zelf, onder wie Kathleen Van Brempt (Vooruit) en Geert Bourgeois (N-VA), erkennen dat de geldende gedragsvoorschriften tekortschieten. Hoewel het belang en het takenpakket van het Europees Parlement aanzienlijk zijn toegenomen doorheen de 21ste eeuw, heeft dat dus niet geresulteerd in de uitbouw van een adequaat deontologisch kader.

Vanwege de ethische problematiek in ‘de zogenaamde stem van het Europese volk’, voert deze thesis een verklarend onderzoek naar de totstandkoming, evolutie en implementatie van gedragsregels binnen het Europees Parlement. Via diepte-interviews lieten zowel politiek-ethische experten, waaronder Nick Aiossa (Transparency International) en Pieter Cleppe (BrusselsReport.eu), als Europarlementsleden, onder wie Geert Bourgeois en Gerolf Annemans – beiden lid van de deontologische commissie binnen het Europees Parlement – hun licht schijnen op de thematiek.

image 721

Schandaalgedreven laatbloeier

“Men heeft een soort ‘knip-en-plak werkje’ gemaakt. Een initiële tekst, met allemaal gaten die men dan één voor één heeft gedicht, ... Het is pas door de misbruiken te zien dat men die gaten is gaan dichten.”

Op die wijze benadrukt Gerolf Annemans (Vlaams Belang) dat de huidige gedragsregelgeving in het Europees Parlement, het resultaat is van een stapsgewijs en schandaalgedreven proces. Daarbij fungeerde het zogenaamde cash-for-amendments schandaal uit 2011, waarbij drie Europarlementariërs zich ontvankelijk hadden getoond voor omkoping door journalisten van de Sunday Times die zich voordeden als lobbyisten, als het startschot. Meer specifiek werden de tot dan toe geldende, niet-bindende gedragsregels – onder impuls van de grote persaandacht en publieke verontwaardiging – drastisch herzien en aangescherpt. De oprichting van een nieuwe deontologische commissie en de aanname van een eerste algemene gedragscode voor de Europese volksvertegenwoordigers waren het finale verdict.

Ook andere ethische hervormingen in het Europees Parlement, in respectievelijk 2016 en 2019, vloeiden voort uit aan het licht gekomen schandalen. Zo werd er in 2016 een verbod op xenofoob taalgebruik tijdens parlementaire zittingen ingesteld, nadat toenmalig Eurocommissaris voor Digitale economie, Günther Oettinger, beschuldigd werd van racistisch en homofoob taalgebruik op een publiek evenement. Daarnaast werden er in 2019 nieuwe gedragsnormen aangenomen die seksuele en psychologische intimidatie in het Parlement beletten – waaronder de invoering van een verplichte, gespecialiseerde opleiding – na getuigenissen van parlementsmedewerkers in het kader van het  #MeToo-schandaal.

Loopholes

Anno 2022 bestaat de interne gedragsregelgeving in het Europees Parlement uit zes categorieën. Daarbij gaat het om drie ‘klassieke’ categorieën van gedragscodes die ook frequent van kracht zijn in nationale parlementen: regels gericht op de verspreiding van confidentiële informatie, het ontvangen van giften en het voorkomen van belangenconflicten. De voorschriften inzake passend gedrag, het contact met lobbyisten en de besteding van de algemene kostenvergoeding vormen dan weer drie gedragscategorieën die verbonden zijn aan het unieke karakter van het Europees Parlement.

Ondanks de verschillende types van gedragscodes, kampt het deontologisch kader in de wetgevende EU-instelling met enkele fundamentele tekortkomingen. Zo staat het Europarlementsleden bijvoorbeeld vrij om na hun carrière in het Parlement aan de slag gaan in lobbyverenigingen of andere belangenorganisaties – een problematiek die ook wel gekend staat als de revolving doors kwestie. Voorts zijn de beleidsmakers niet verplicht om enige transparantie aan de dag te leggen rond de besteding van hun maandelijkse onkostenvergoeding van € 4.778 en laten de regels rond de bekendmaking van hun (financiële) belangen ruimte voor interpretatie. Zelfs na de bekendmaking van eventuele belangenconflicten, kunnen parlementsleden hun parlementaire activiteiten blijven uitoefenen. Volgens Geert Bourgeois is die situatie onhoudbaar: “We moeten ons mijns inziens afvragen of leden zich in bepaalde omstandigheden niet zouden moeten onthouden van stemming (het indienen van amendementen, het houden van speeches, etc.).”

Institutioneel zelfbehoud

Een verklaring voor de beperkte reikwijdte van gedragscodes kan gevonden worden in de individuele belangen van Europarlementsleden. Hoewel uitgelekte schandalen de timing van de ethische hervormingen steevast verklaren, zijn het de persoonlijke motieven van Europarlementsleden – ingegeven door politieke, economische en culturele belangen – die de inhoud van de reorganisaties mee sturen. Die tendens kwam bijvoorbeeld tot uiting bij de algemene gedragscode die geen regels bevatte rond het contact tussen lobbyisten en parlementsleden, na een veto van de Europese Volkspartij (EVP). Ook de systematische terughoudendheid in het Parlement om striktere transparantievoorschriften aan te nemen rond de besteding van de onkostenvergoeding is illustratief voor cultuur- en economisch gebonden drijfveren bij de ontwikkeling van nieuwe gedragscodes. Zo blijven Duitse, Oostenrijkse en Scandinavische parlementsleden zich systematisch kantten tegen nieuwe transparantie-initiatieven, aangezien zij dat als een aantasting van hun politieke soevereiniteit beschouwen.

Voor de afdwinging van de huidige gedragsregelgeving beschikt het Europees Parlement naast een deontologische commissie tevens over een uitgewerkt sanctiepakket. Desondanks worden flagrante schendingen van de gedragsregels – met uitzondering van de codes inzake passend gedrag – zelden bestraft. Zo ging Louis Michel, voormalig Belgisch Europarlementslid, in 2013 vrijuit, na het indienen van meer dan 200 amendementen op de EU-gegevensbeschermingsrichtlijn die letterlijk waren overgenomen van lobbygroepen. Geert Bourgeois, nota bene zelf lid van de deontologische commissie, legt de vinger op de wonde en erkent dat de voorzitter van het Europees Parlement, noch de deontologische commissie in staat zijn om los van fractiebelangen te opereren.

De creatie van een nieuw deontologisch orgaan, bestaande uit onafhankelijke experten, aangevuld met extra krachtdadige gedragscodes dringt zich dus op om kwajongens als Ivan Vilibor Sinčić een halt toe te roepen en de reputatie van het Europees Parlement te herstellen.

Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2022
Promotor(en)
Dr. Wouter Wolfs