Smartphone- en sociale mediascreening tegen misbruik in Belgische verzoekprocedures om internationale bescherming: een doel dat de middelen niet heiligt, maar vooral niet wettigt

Lore
Roels

In “Er zijn geen paarden in Brussel”, een bundel met zes vluchtelingenverhalen, beschrijft Rachida Lamrabet hoe een van deze vluchtelingen haar verzoekprocedure om internationale bescherming (nvdr. de nieuwe officiële term voor ‘asielprocedure’) ervaarde:

“Ik kan de deur die naar dat verleden leidt niet openen, want achter die deur zijn de stenen waarmee ik mijn verhaal moet heropbouwen gloeiend heet.”

Toch is de Belgische verzoekprocedure om internationale bescherming erop gericht om die ‘deur naar het verleden’ open te trekken, ongeacht de manier waarop en vaak ongeacht welke fundamentele rechten daarbij moeten sneuvelen. Het doel blijkt de middelen te heiligen. In de masterscriptie van Lore Roels zijn die middelen de sociale mediaprofielen en smartphones van mensen op de vlucht.

In haar onderzoek ging zij meer bepaald de wettigheid na van een recente wetswijziging van de Belgische Vreemdelingenwet, die het mogelijk maakt voor het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) om smartphones en sociale mediaprofielen van verzoekers te screenen, ter beoordeling van hun verzoek om internationale bescherming. Zij liet zich hierbij leiden door het vraagstuk naar het evenwicht tussen enerzijds het belang van een overheid om misbruik te bestrijden, en anderzijds het belang van de verzoekers bij de uitoefening van hun recht op privacy.

A Syrian refugee shows his home town of Hama on his phone while enroute to Canada. © IOM/Muse Mohammed 2015 (https://www.flickr.com/photos/iom-migration/24366713595)

De wetswijziging: geenszins of net alleszins problematisch?

“De wetswijziging is in het licht van de privacywetgeving geenszins problematisch”, poneerde toenmalig Staatssecretaris voor Asiel en Migratie Francken tijdens de voorbereidingen van de desbetreffende wetswijziging. Volgzaam kopten nieuwskanalen als VRT, De Morgen en Het Laatste Nieuws: “Overheid mag sociale media screenen bij asielaanvraag: privacy wordt niet geschonden". Een groter contrast met de kritische adviesrapporten van privacy-experten en ngo’s kon bijna niet. De Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer, het VN Hoog-Commissariaat voor de Vluchtelingen en de Staatlozen en een platform van zeven Belgische ngo’s stelden de conformiteit van de wetswijziging met het (inter)nationaal privacy- en asielrechtelijk kader fundamenteel in vraag.

De General Data Protection Regulation (GDPR), de Europese verordening die de regels voor de verwerking van persoonsgegevens in de hele EU standaardiseert, legt in de eerste plaats een aantal in acht te nemen gegevensverwerkingsbeginselen op. Een van deze beginselen is bijvoorbeeld het beginsel van nauwkeurigheid. Gegevens mogen niet worden verwerkt zonder stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat ze accuraat en actueel zijn.

Smartphones (en sociale mediaprofielen) van verzoekers worden echter vaak tegelijkertijd of achtereenvolgens gebruikt door meerdere personen. Ook bevatten ze vaak zelfs bewust foutieve informatie. Het is bijvoorbeeld reeds langer bekend dat facebookwachtwoorden worden opgevraagd bij controleposten in Syrië, om iemands loyaliteit aan het regime te onderzoeken en zo wordt men gedwongen om bepaalde gegevens op te slaan om te kunnen vluchten uit de regio. Bovendien schuilt een enorm risico in de interpretatie van data op sociale mediaprofielen en smartphones, des te meer wanneer de culturele context of de taal niet dezelfde is als die van de onderzoekende asielautoriteiten. De wetswijziging voorziet hierbij nergens de garantie dat verzoekers de gevonden informatie op hun toestellen of online platformen kunnen contextualiseren. De nauwkeurigheid wordt op geen enkele manier gewaarborgd in de wetswijziging en ook voor de vijf andere verwerkingsbeginselen in de GDPR (behoorlijke en transparante verwerking, doelbindingsprincipe, dataminimalisatie, opslagbeperking en vertrouwelijkheid/ integriteit) komt het onderzoek tot dezelfde conclusie.

De drogreden van het bestrijden van misbruik

Tevens moet elke gegevensverwerking conform de GDPR gerechtvaardigd worden door een specifieke ‘verwerkingsgrond’. Tijdens de voorbereidingen van de wetswijziging werd als verwerkingsgrond ‘een taak van algemeen belang’ naar voren geschoven. Deze werd expliciet omschreven als ‘de strijd tegen misbruik van verzoekprocedures om internationale bescherming’. Analyses van smartphonedoorzoekingen door de Duitse asielautoriteit brachten echter aan het licht dat er slechts in 1 à 2% van de gevallen sprake is van een tegenstrijdigheid met de informatie die de verzoekers zelf hadden verstrekt. In alle andere gevallen bevestigde het gegevensrapport de verklaringen van de verzoeker. De aanname dat verzoekers grootschalig zouden misbruik maken van verzoekprocedures, kan dus niet worden bevestigd. De cijfers ontkrachten niet alleen deze misvatting, maar ook de vooropgestelde ‘taak van algemeen belang’, die hierop is gebaseerd.

De onderzoeksbevoegdheid van het CGVS met betrekking tot smartphones en sociale mediaprofielen vormt dus een onmiskenbare schending van het recht op privacy en gegevensbescherming van de verzoekers. Deze rechten zijn niet absoluut, waardoor beperkingen erop onder bepaalde voorwaarden kunnen worden gerechtvaardigd. Het onderzoek stelt echter vast dat de wetswijziging ook hier op elk vlak faalt, gezien aan geen enkele voorwaarde voor dergelijke inperkingen is voldaan, zoals gedefinieerd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Handvest van de grondrechten van de EU.

Het doel heiligt de middelen van geen kanten

Nog opmerkelijker dan de manifeste schending van fundamentele rechten waartoe de wetswijziging aanleiding geeft, is dat toenmalig Staatssecretaris Francken de legitimiteit van de controversiële onderzoeksbevoegdheid een jaar eerder zélf reeds onderuit haalde. Hij argumenteerde in een beroepsprocedure voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen namelijk dat “de privacywet niet toelaat dat het bestuur zich toegang verschaft tot facebookprofielen (zelfs met toestemming), onder meer omdat ook persoonsgegevens van andere personen daarop beschikbaar zijn”.

Wetgevers en politici lijken blindelings aan te nemen dat het asielrelaas van verzoekers om internationale bescherming kan worden gereconstrueerd uit hun digitale sporen op sociale media en smartphones. Zo verdwijnen verzoekers, met hun persoonlijke vluchtgeschiedenis, naar de achtergrond en worden ze gereduceerd tot pure ‘gegevensverzameling’. Deze onrustwekkende evolutie draagt bij tot een dehumaniserend discours, wat open dialoog vertroebelt en efficiënte oplossingen blokkeert.

Het is moeilijk om zich een andere maatschappelijke groep voor de geest te halen, wiens privacyrechten op dermate indringende wijze worden beperkt, zonder enige strafrechtelijke verdenking of rechterlijke controle. Denk hierbij maar aan hoe smartphonegebruikend België al steigerde bij het idee van het inzetten van een contact tracing app in de strijd tegen Covid-19.

“Het doel blijkt de middelen te heiligen”, stelde het begin van dit artikel. Aan het ongelimiteerd datagraaien in sociale mediaprofielen en smartphones van mensen op de vlucht is volgens Lore Roels niets heiligs, en volgens de conclusie van haar masterscriptie al zeker niets wettigs.

Download scriptie (1.65 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Prof. Dr. Ellen Desmet en Prof. Dr. Eva Lievens
Kernwoorden