Digitale variabiliteit en gedrag bij de Pan Paniscus.

Joke
Van Laere

 

Wanneer je ook maar even de tijd neemt om om je heen te kijken, valt het je al snel op dat de mens een seksueel dimorfisme (verschillen tussen man en vrouw) vertoont in grootte, vorm en gedrag. Mannen hebben een groter postuur dan vrouwen, zijn meer robuust in het aangezicht, hebben meer spieren, meer spierkracht en zijn sneller. Heel wat biologen worden door deze verschillen gefascineerd.  Seksuele differentiatie wordt sterk beïnvloed door prenatale gebeurtenissen. Deze effecten zijn moeilijk of zelfs niet te meten waardoor het gedrag van volwassenen niet direct in verband kan gebracht worden met prenatale oorzaken. Het is dus noodzakelijk om een eigenschap, die vastgelegd wordt in de baarmoeder en die gevoelig is voor foetale concentraties van testosteron en oestrogeen, te identificeren. Op die manier kan de relatie tussen steroïdhormonen en bepaalde eigenschappen indirect onderzocht worden.

John T. Manning vond dat de relatieve lengte van de wijsvinger (2D) en de ringvinger (4D) zo’n eigenschap was die beïnvloed wordt door een prenatale blootstelling van de foetus aan steroïdhormonen.

Hij kon aantonen dat bij de mens de lengte van de wijsvinger ten opzichte van de ringvinger seksueel dimorf is, waarbij mannen een lagere 2D:4D verhouding hebben dan vrouwen. Dwz. dat mannen in de baarmoeder aan hoge concentraties testosteron (T) en lage concentraties oestrogeen (O) blootgesteld worden, terwijl vrouwen in de baarmoeder in contact kwamen met hoge gehaltes O en lage gehaltes T.

Deze verhouding wordt vastgelegd rond de 14e week van de zwangerschap en blijft stabiel vanaf 2 jaar.

 

Aangezien de bonobo (Pan paniscus) onze nauwste verwant is, kan men zich afvragen of de 2D:4D verhouding bij hen ook seksueel dimorf is en of er een verband te vinden is tussen 2D:4D verhouding en een aantal fysische en gedragsmatige kenmerken. Men kan ook de vraag stellen of er een relatie aanwezig is tussen een lage of hoge 2D:4D verhouding en het sociaal systeem waarin bonobo’s leven.

Om het gedrag van bonobo’s beter te leren kennen, werd de hele gemeenschap uit Dierenpark Planckendael (8 individuen) gedurende 22 dagen geobserveerd. Hierbij ging de aandacht vooral naar agressieve uitingen.

Er werden ook metingen genomen van de wijs- en ringvinger voor zowel de linker- als de rechterhand. Dit was echter niet eenvoudig daar sommige dieren heel lange nagels laten groeien en anderen dan weer niet. Bovendien houden bonobo’s steeds hun vingers gebogen.

 

Het merendeel van de bonobo’s in Planckendael bleken een lage 2D:4D verhouding te bezitten. Er kon dus geen seksueel dimorfisme in 2D:4D verhouding vastgesteld worden. Welk voordeel zou deze lage verhouding nu aan bonobo’s kunnen bieden?

Eerder werd er aangetoond dat prenataal testosteron een effect heeft op de ontwikkeling van linkshandigheid en vaardigheden als visueel ruimtelijk inzicht. Prenataal testosteron zou de neiging hebben om de groei van bepaalde zones in linkerhemisfeer te vertragen, terwijl gelijkaardige zones in de rechterhemisfeer gestimuleerd worden om te groeien. Hierdoor kan linkshandigheid en een verhoogd visueel ruimtelijk inzicht ontstaan. De bonobo’s in Planckendael vertonen een toenemende voorkeur voor linkshandigheid naarmate handelingen moeilijker worden. Ze zijn heel behendig in bomen en bezitten een aantal visuele capaciteiten die hen in staat stellen om afstanden te schatten. In welke mate deze inzichten van nature eigen zijn aan bonobo’s of eerder het resultaat zijn van een leerproces, is me tot op heden onbekend. Er is dus nog meer wetenschappelijk onderzoek nodig om de relatie tussen de lage 2D:4D verhouding en voorgaande eigenschappen op te helderen.

Er zijn ook aanwijzingen dat vrouwen met een lage 2D:4D verhouding een hoge reactieve agressie hebben. Onder reactieve agressie verstaat men een kwaadaardige respons op frustratie, provocatie of bedreiging. In een bonobogemeenschap zijn de gevechten tussen vrouwtjes de ergste en al snel bleek dat bonobo Hermien de hevigste agressie-uitingen had. Tevens bezat zij de laagste 2D:4D verhouding van de geobserveerde bonobogemeenschap, wat overeenkomt met de eerder gevonden aanwijzingen.

 

Door bonobo’s te bestuderen, kunnen we iets over onszelf te weten komen omdat we een gemeenschappelijke voorouder hebben. In plaats van de vraag te stellen welke soort, de bonobo of de chimpansee, het meeste op ons lijkt, is het beter zich af te vragen welke elementen van ons sociaal leven we met de één dan wel met de ander gemeen hebben en welke elementen alleen bij ons voorkomen. Misschien hebben bonobo’s eigenschappen van onze voorouder bewaard die we in onszelf moeilijk terug kunnen vinden. De bonobo vormt ongetwijfeld een onmisbaar deel in de reconstructie van de menselijke evolutie en hun gedrag zal onvermijdelijk een aantal gekoesterde opvattingen over het verloop van de menselijke evolutie ontzenuwen.

Download scriptie (2.64 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2005