Dura lex sed lex - De malebranchistische theodicee

Tom
Dhaenens

Dura lex sed lex

Malebranche en het kwaad

Een theodicee is een werkstuk waarin geargumenteerd wordt voor de rechtvaardiging van God. In hoofdzaak betekent dit God vrijpleiten van het kwaad in de wereld. Welnu, Malebranche heeft nooit een theodicee geschreven. Maar het vraagt niet zo veel goede wil om in zijn oeuvre (en zeker in zijn Traité de la Nature et de la grâce en de Entretiens sur la métaphysique, sur la religion et sur la mort) een theodicee te lezen. Het is trouwens een bijzonder moeilijke opgave voor een filosoof of theoloog om God te rechtvaardigen. God wordt immers kwaliteiten toegeschreven die de perfectie bereiken: God is algoed, alwijs, alwetend enz. Maar als dit waar is, hoe komt het dan dat er fysiek en moreel lijden is? In mijn masterproef belicht ik vooral het fysieke lijden dat het gevolg is van natuurlijke processen en wetten. Voorbeelden hiervan zijn fantoompijn (wet die de relatie tussen lichaam en geest regelt) of simpelweg het vallen van een steen op iemands hoofd (wet van de zwaartekracht).

Dit probleem (God vrijpleiten van het kwaad) heeft Malebranche zijn leven lang beziggehouden. En het antwoord hierop moet worden gezocht in het onderscheid dat hij maakt tussen wat God enerzijds wil maar anderzijds effectief doet. En jazeker, God heeft een bijzondere wilsbeschikking m.b.t. elk afzonderlijk ding en elke afzonderlijke gebeurtenis in deze wereld. En niet alleen in deze wereld maar ook m.b.t. het hiernamaals. D.w.z. dat God het beste voorheeft met u en met uw hond. Maar ook wanneer men komt te sterven, wil God u Zijn genade niet onthouden. Dit is ook te verwachten van een algoede God. Maar God wil dit wel maar handelt niet op deze manier. God handelt volgens (natuur)wetten. En geen ingewikkelde wetten, zoals typisch zou zijn voor menselijke wetten, maar wetten die eenvoudig en uniform zijn en dus algemeen.

Een voorbeeld kan dit verduidelijken: de bewegingswetten. Ook al had Malebranche nog geen volledige theorie van de zwaartekracht, toch wist hij van haar algemeenheid. Dankzij de zwaartekracht valt regen omlaag om akkers te bevruchten, maar diezelfde zwaartekracht doet een steen vallen op iemands hoofd. Welnu, God zal niet afwijken van het wettelijke karakter van zijn handelen en de zwaartekracht even uitstellen of veranderen, mocht blijken dat de vrouw die op punt staat dodelijk getroffen te worden, een godvruchtige vrouw is met een onberispelijke levenswandel. Dit is nu eenmaal de wet (van de zwaartekracht) en dat zo iemand sterft is werkelijk een kwaad. De wetten beogen het goede, maar kunnen soms inderdaad kwalijke effecten hebben. In de woorden van Malebranche: “Dieu fait le bien et permet le mal”.

Malebranche benadrukt de werkelijkheid van het kwaad en dit is geheel nieuw. Waar anderen (theologen, filosofen en kerkvaders) voor hem het kwaad relativeerden of zelfs wegcijferden, daar neemt Malebranche een nieuwe en gedurfde positie in door aan het kwaad alle realiteit te geven die het (jammer genoeg) toekomt. Hij durft het zelfs Gods schepping te bekritiseren: “Nous ne craignons point de critiquer l’ouvrage de Dieu”. Dit tot grote woede van bijvoorbeeld zijn belangrijkste criticus, Arnauld. Van waar, vraagt Arnauld zich af, haalt hij de pretentie te weten wat de goddelijke plannen zijn? Voor Malebranche is het een kwalijk gebeuren wanneer regen ‘verspild’ wordt op plaatsen waar deze geen enkel nut kan hebben, zoals op een aarden weg of in rivieren. Maar Arnauld houdt vol dat we niet kunnen weten wat God voor ons gepland heeft: “Presque tous les desseins de Dieu nous sont cachés”. Arnauld geeft voorbeelden: regen kan op een aarden weg vallen opdat deze niet te stoffig zou worden voor reizigers die er langs moeten. Indien regen uitsluitend op ingezaaide akkers zou vallen, dan zouden er geen waterbronnen kunnen ontstaan. Als er geen of onvoldoende regen in de rivier terechtkomt, dan zou deze onbevaarbaar worden enz.

Maar Malebranche is onverbiddelijk en vraagt zich terecht af: had God niet een mooiere wereld voor ons kunnen maken? Dat kon Hij zeker, maar dat zou beneden Zijn waardigheid geweest zijn want dan had Hij veel ingewikkeldere (lees: inferieure want typisch menselijke) wetten moeten instellen. Maar ook hierop zal Arnauld Malebranche aanvallen. Want, zo vraagt Arnauld aan Malebranche, wat ‘kost’ het God om deze ingewikkeldere wetten in te stellen? De suggestie is duidelijk: ‘niets’ natuurlijk want God is almachtig. Leibniz, nog een tijdgenoot, is er van overtuigd dat dit wel degelijk de best mogelijke wereld is die God had kunnen scheppen. En het kwaad dat er zich in voor doet is geen werkelijk kwaad: het zijn slechts kwalijke gebeurtenissen die nodig zijn opdat het mooie en het goede in de wereld er extra mee zouden kunnen contrasteren. Leibniz vergelijkt het met de donkere tinten op een doek die noodzakelijk zijn om de lichtere toetsen tot hun recht te laten komen. Toch, zo meent Leibniz – op dit punt neemt hij stelling tégen Arnauld – is het mogelijk om inzicht te krijgen (tot op zekere hoogte) in de goddelijke plannen. Immers, mocht God niet – in formele zin toch – niet van een zelfde rationaliteit getuigen als de mens, dan zou het voor de mens bijna onmogelijk zijn om zinvolle uitspraken over Hem te doen of om bijvoorbeeld theologie te doceren.

Ook andere auteurs (die geen tijdgenoot zijn) komen kort aan het woord. Ik sta nog even stil bij het al dan niet ‘geslaagd’ zijn van de malebranchistische theodicee en bespreek in de conclusie de gevolgen van de theodicee voor de positie van de mens en het godsbeeld dat ‘overblijft’. Dat vandaag minder mensen in God geloven dan in de tijd waarin dit debat plaatsvond, mag de lezer niet afschrikken. De vragen en problemen die deze denkers opwerpen, hebben lang niet alle relevantie verloren. Meer zelfs, wie oprecht begaan is met deze vorm van kwaad, doet er goed aan ‘kennis te maken’ met deze denkers en met Malebranche in het bijzonder.

Download scriptie (964.19 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2013
Kernwoorden