Een etnografie vd jonge Tsjaadse Schrijvers en hun literatuur

Vanessa
Broux

Over opoffering, idealisme en vechtlust: de nieuwe schrijvers van Tsjaad.

 

Tropenzon, licht bewolkte hemel. De lucht trilt van de hitte. Het asfalt (in deze contreien een schaarse substantie) schroeit mijn schoenzolen. Het genadeloze zonlicht kleurt vuilgeel door de immense hoeveelheid Sahara die zich in de atmosfeer bevindt. Dat kleine gebouw daar in de verte, is dàt de nationale luchthaven? Tsjaad. De meeste mensen fronsen het voorhoofd om vervolgens verbijsterd “wààr?” te vragen. Zeker als je er dan nog heen gaat om “jonge schrijvers”, niet uitgegeven, zonder publiek, zonder erkenning, te ontmoeten wordt er raar opgekeken. Toch bewees een ontdekkingsreis doorheen literair Tsjaad: ça vaut le démarche.

 

Tsjaad is één van de meest onbekende en onbecommentarieerde landen van Afrika, een werelddeel dat op zich al lijdt onder de desinteresse van de rest van de wereld. Nochtans is ‘s lands blazoen allerminst onbesmet en de geschiedenis lang, rijk en bewogen. Vooral sinds de koloniale periode kende Tsjaad een aaneenschakeling van politieke troebelen, etnisch –religieus ontploffingsgevaar en een uitzichtloze economische situatie.

            De literatuur van het land is zo mogelijk nog onbekender en ging totnogtoe gebukt onder en verscholen achter Tsjaads kwalijke reputatie. Maar –en dat is wat telt: ze bestáát. Wel is de Franstalige, geschreven Tsjaadse literatuur, met haar “geboorte” in 1962 nog jong en pril te noemen, zelfs voor een postkoloniale literatuur. Ook is ze niet erg omvangrijk en bovendien totaal onbekend –hoewel daarin stilaan verandering begint te komen. Sinds de eerste aarzelende stappen van pioniers Seïd en Palou in 1962 betraden tientallen schrijvers het moeilijke literaire pad. Toch leek iets een échte doorbraak in de weg te staan. Wat dat iets is, daarover is niemand het eens. Is het de lage scholingsgraad en dus het geringe aantal mensen dat kan lezen en schrijven? Ongetwijfeld, maar zouden niet ook de troebele politieke wateren, doordrenkt van burgeroorlog, rebellie en dictatuur er voor iets tussen zitten? En wat dan met de notoire desinteresse en lethargie op het vlak van cultuur, zowel vanuit de regering als vanuit de samenleving? Waarschijnlijk speelt er een ingewikkelde combinatie van oorzaken en factoren. Wat de nationale literatuur de laatste jaren wél heeft geholpen een plekje in de zon te veroveren is de activiteit van schrijvers in de diaspora. In de Afrikaanse literatuurgeschiedenis is immers gebleken dat de creatie vanuit de gemeenschappen in de diaspora cruciaal was voor de ontwikkeling van de postkoloniale kunsten in het continent. Tot voor kort was zulks voor Tsjaad onbestaande: pas vanaf de late jaren ’80 klinken Tsjaadse stemmen op van overal ter wereld.

            Daar, op de thuisbasis zelf, kan de hoofdstad N’Djamena zich het absolute epicentrum van de nationale literatuur noemen. Dat is om een aantal redenen nogal evident. In het straatarme Tsjaad is de hoofdstad bijvoorbeeld één van de weinige plaatsen die beschikt over computers, internet en telefoon (en zelfs elektriciteit tout court). Ook de aanwezigheid van scholen, bibliotheken, culturele centra, verenigingen én sinds kort de eerste uitgeverij maakt het een jongere aanzienlijk makkelijker in omstandigheden die zo al moeilijk genoeg zijn. Bovendien is N’Djamena, de grootste stad van Tsjaad, een kruispunt waar mensen van alle regio’s, talen en overtuigingen elkaar ontmoeten.

            Wat een geluk voor een onwetende buitenlander zoals mezelf, die out of the blue aankomt in een vreemd land zonder er iemand te kennen, dat N’Djaména dus niet enkel de thuisbasis is voor de luchthaven… Enkele dagen na mijn aankomst tuimelde ik al binnen in de “oase” van het Salon des belles Lettres, Rûche d’or- Association de jeunes poètes en de jonge, strijdlustige idealisten die er samen proberen hun droom waar te maken: schrijven en uitgeven. Dat klinkt in onze westerse oren allemaal veel eenvoudiger dan het is voor de gemiddelde Tsjaadse schrijver. Hoe kan je je toeleggen op het schrijven, als overleven de belangrijkste kopzorg is van alledag? Als er tot voor kort niet één uitgeverij bestond in het hele land? Als het grootste deel van je gemeenschap leeft met de gedachte dat literatuur een tijdverdrijf voor nietsnutten en dromers is? Als zelfs de buurlanden niet geloven dat er in Tsjaad mensen zijn die kunnen schrijven? In het licht daarvan kan je het engagement en de vechtlust van de aanstormende generatie enkel maar bewonderen. Zij kiezen niet enkel voor de literatuur op zich, nee: ze gaan nog veel verder dan dat. Sylvie Dotom, één van de enige literaire dames verzekerde me: “Wij hebben geen tijd voor l’art pour l’art. Als je schrijft, moet je de problemen aankaarten, je moet een licht zijn voor het volk. Je moet hen zeggen waar het misgaat. Wat wij doen is dus kunst maken voor de mens, l’art pour l’homme, in plaats van onze tijd te verdoen louter om de kunst.” No time to waste, met andere woorden…

            De realiteit dringt zich dus op aan de jongeren, en wel zo sterk dat ze er niet omheen kunnen. Maar eerst moet er afgerekend worden met het zware verleden: “Tsjaad heeft nog niet de tijd gehad om de balans van zijn geschiedenis op te maken. Wij leven in een land dat de toekomst in gaat zonder het verleden te kennen. We sluiten onze ogen voor de misdaden van dictator Habré, wij vragen geen verontschuldigingen, geen gerechtigheid. Zo kan het niet verder,” aldus Augustin, een politiek geëngageerde jonge dichter. Het is duidelijk: door te schrijven wil de schrijver niet enkel zijn eigen trauma’s verwerken: hij (of zij) hoopt hetzelfde te bereiken voor “zijn” volk. Hij wil een leider zijn voor het volk, een mentor die niet enkel rapporteert over, maar ook kritisch toekijkt op de zeden van de tijd. Hij wil mensen die alle vechtlust verloren hebben als het ware wakker schudden en nieuwe waarden influisteren. Nocky Djedanoum, een succesvol Tsjaads schrijver, woonachtig en werkzaam in Frankrijk, is voor jongeren zoals Sylvie en Augustin een lichtend voorbeeld. Aan zijn succes trekt iedere beginnende schrijver, dromend van een mooie carrière, zich op. Maar ook Djedanoum op zijn beurt steekt zijn sympathie voor de jongeren niet onder stoelen of banken. Hij wijst op de offers die zij hebben moeten brengen: “Volgens het woordenboek betekent ‘opofferen: iets of iemand doen of laten lijden, doodgaan.’ In die zin is la génération sacrifiée als aanduiding voor hun generatie de nagel op de kop. Ons land heeft aan die jongeren niets gegeven. Sinds 20 jaar is Tsjaad een vegeterend land zonder politieke rust. De scholen oefenen hun taak niet uit naar behoren, de ouders worden armer en armer. Dat maakt de omgeving waarin deze jonge mensen zijn moeten opgroeien hard, vijandig en negatief voor hun ontwikkeling. Toch -paradoxaal genoeg- zijn velen onder hen creatief en solidair. Zij geven me hoop voor de toekomst …”.

            Inderdaad: het lijkt wel alsof in het Tsjaadse schrijversmilieu dingen mogelijk zijn waarvan hun landgenoten niet eens meer dromen. Er is solidariteit over etnische en religieuze grenzen heen, een merkwaardige wil tot het emanciperen van de vrouw en aandacht voor het verhaal van de man in de straat. Maar bovenal: deze jonge schrijvers koesteren hoop voor Tsjaads toekomst en zijn bereid ervoor te vechten. Ver van de totaal verziekte politieke klasse met al haar desillusies, corruptie en vuile spelletjes proberen zij een nieuw Tsjaad te bouwen, a brave new world, maar dan écht.

Leesvoer?

 

les cris de la poésie tchadienne

Antoine Bangui                   Prisonnier de Tombalbaye                                1980, Hatier

N. N. Ndjékéry                    La descente aux enfers                                       1982, L’Harmattan

Nocky Djedanoum             Nyamirambo !                                                      2000, Fest’Africa Editions

Koulsy Lamko                    La phalène des collines                                     2000, Kuljaama

Nimrod                                 Les jambes d’Alice                                              2000, Actes Sud

Tsjaad op een rijtje

naam: République du Tchad

hoofdstad: N’Djamena

grootte: 1.3 miljoen km²

buurlanden: ingesloten door Kameroen, Nigeria, Niger, Libië, Soedan, CAR

klimaat: zuiden: subtropisch; centrum: Sahel; noorden: woestijn. Problemen: verwoestijning en uitdroging van het Tsjaad-meer.

inwonersaantal: +/- 6.2 miljoen (Roné 2000)

politiek: onafhankelijk van Frankrijk in 1960 onder Tombalbaye; republiek, parlementaire democratie. Onrusten monden uit in burgeroorlog van 1979/’80 tussen nordisten en sudisten, waarop Hissein Habré (nordiste) dictatuur installeert. In 1990 staatsgreep door Idriss Déby. Herkozen in 1996 en 2001 (zwaar betwiste verkiezingen). Meerpartijensysteem heringevoerd door hem.

 

alfabetisering: uiteenlopende schattingen (Wereldbank, Roné 2000). Meest pessimistische schatting: 11%. Meest optimistische: 48%. Vrouwen hebben een grote achterstand.

etnisch: divers (zie volgend punt). Kruispunt tussen “zwart” Subsahara –Afrika en Arabisch Noord-Afrika. De etnisch-religieuze tweespalt nord - sud is een politiek en sociaal geladen onderwerp.

linguïstisch: 132 talen; taalfamilies: Nilo-Saharisch, Afro-Aziatisch, Niger-Congo. Twee officiële talen: Frans en Arabisch. Naar  schatting 4 % spreekt Frans, tegenover meer dan de helft van de  bevolking die een of andere variant van het Arabisch meester is. Frans nog steeds het belangrijkst in instituties, pers en literatuur.

 

Universiteit of Hogeschool
Andere
Thesis jaar
2002