Een 'goede' opvoeding vh jonge kind als sociocultureel bepaalde constructie

Karen
Van Nuffel

 

Doen we het ‘goed’?

 

Een mens kan zich niet goed genoeg voorbehoeden. Dit zowel vóór de conceptie als erna. Een buik hoeft nog niet bol te staan of men gaat zich verdiepen in mogelijke (ramp)scenario’s met betrekking tot het prille leven. De minderheid aan ouders die quasi zorgeloos de natuur haar gang laten gaan, worden niet zelden geconfronteerd met een  vruchtwaterpunctie en/of nekmeting bij het kindje, om te zien of alles wel verloopt zoals het hoort. Deze cultuur (of dictatuur zo men wil) van angst, zekerheid, prestatie en kwaliteit vinden we niet in het minst terug bij de opvoeding.

 

Ouders kunnen zich, al dan niet naar wens, laten overstelpen door een veelheid aan opvoedkundige tips teneinde een antwoord te vinden op de prangende vraag; ‘Wat is een goede opvoeding?’ Of het al dan niet gewettigd is te spreken over dé goede opvoeding, wordt hierbij al te vaak buiten discussie geplaatst.

Vanuit het bewustzijn dat wetenschap de praktijk tracht te vatten, beschrijft en bijgevolg mee construeert, plaatsen we de veelheid aan (semi-)wetenschappelijke pedagogische modellen even terzijde om een zicht te krijgen op wat er leeft in een gezin. Hoe vullen ouders ‘een goede opvoeding’ in?

Teneinde deze zoektocht te concretiseren, werd getracht ‘opvoeding’ visueel voor te stellen. Er werd geopteerd voor een korte film van een opvoedingssituatie in een kinderdagverblijf aangezien de kinderopvang een ontmoetingsplaats is tussen professionele opvoed(st)ers en ouders. Het betreft een toiletsituatie waar een jongetje zijn potje gebruikt als een loopfietsje. De kinderverzorgsters negeren dit gedrag totdat hij begint te spetteren in het plaspotje met een ander meisje. Hierop reageert men zowel verbaal als fysiek. De jongen stelt het gedrag opnieuw totdat hij meegenomen wordt naar de speelzaal.

In eerste instantie werden de kinderverzorgsters geconfronteerd met de beelden. Zij achtten de beelden in overeenstemming met hun visie op een goede opvoedingspraktijk. Negeren is volgens hen een goede methodiek om een storend kind die op een negatieve manier aandacht vraagt, aan te pakken. Ze grijpen pas in wanneer hij een zekere grens overschrijdt. De kinderverzorgsters verwachtten dat ouders hen zouden volgen in deze analyse.

In tweede instantie werd dit filmpje zonder begeleidende commentaar getoond aan diverse ouders. Zij werden vervolgens uitgenodigd de situatie te becommentariëren. Alle ouders hadden een heel eigen kijk op de situatie. De meeste vonden de jongen zijn gedrag eerder getuigen van avontuurlijkheid, durf en humor. Zij kunnen zich bijgevolg allerminst vinden in de aanpak van de kinderverzorgsters. Dit illustreert hoe de manier waarop men een kind ziet, bepalend is voor de manier waarop men een kind benadert en bijgevolg ook de manier waarop een kind zich gedraagt.

Vanuit deze beginsituatie werd doorgevraagd naar ouders hun opvattingen betreffende ‘een goede opvoeding’. Opvallend was dat alle ouders zeer uiteenlopende, maar ook zeer klare en beargumenteerde visies hadden betreffende een ‘goede opvoeding’. Deze konden gekoppeld worden aan diverse kindbeelden doorheen de geschiedenis. Zo vinden we bijvoorbeeld een romantisch kindbeeld terug in volgende uitspraken; ‘Waarom zou hij zich moeten aanpassen aan ons ritme en wij niet aan het zijne?’ ‘Luister naar uw primitieve instinct. Dit is de natuur, dit is normaal, durf dat te volgen.’ Daarnaast zijn er ouders die zweren bij het wetenschappelijke kindbeeld; ‘We moeten gepast ingrijpen in bepaalde ontwikkelingsstadia van het kind.’ Dit vormen slechts illustraties, maar geen van deze invalshoeken is fundamenteel fout. Elke ouder zou gerespecteerd moeten worden in zijn visie. Het is niet gewettigd dat pedagogen zich vastklampen aan normatieve constructies omtrent opvoeding. Er is meer heil in een bewustwording van het feit dat ieders referentiekader geconstrueerd is en bijgevolg niet dé norm vormt. Met een open en respectvolle houding kan men op gelijkwaardige basis converseren. In dialoog met ouders kan men komen tot deconstructie van normatieve intuïtieve overtuigingen om samen te bepalen wat goed is voor hun kind in een specifieke situatie.

 

Download scriptie (476.08 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2003