Een kwalitatief onderzoek naar de beleving van de Vlaamse psychiatrische hulpverlening door allochtone Marokkaanse vrouwen. “Anders, maar niet onbereikbaar.”

Iman
Kastit

Vanuit mijn eigen culturele achtergrond en beïnvloed door sociaal-constructionistische ideeën poog ik met een kwalitatief onderzoek na te gaan hoe Marokkaanse vrouwen de Vlaamse psychiatrische hulpverlening beleven. Ik sprak hiervoor met zeven Marokkaanse vrouwen die in contact zijn (geweest) met de Vlaamse psychiatrische of psychologische hulpverlening. Meer specifiek tracht ik te weten te komen hoe zij hun contacten met deze hulpverlening beleven of beleefden. Ik besteed tevens aandacht aan de mogelijke verschillen tussen de eigen culturele betekenisgeving aan psychische problemen en de ervaren interpretaties en behandelingsmethodes van de Vlaamse psychische hulpverlening. Specifieke aandacht gaat ook naar de wijze waarop de participanten met ervaren verschillen omgaan of zijn omgegaan.

 

De data werden verzameld via semi-gestructureerde interviews en vervolgens via de fenomenologische methode geanalyseerd. De fenomenologie is vooral gericht op de persoonlijke perceptie van een individu, diens ervaring met een fenomeen en de betekenis ervan voor het subject in tegenstelling tot een poging objectieve kennis voort te brengen (Jarman, Osborn & Smith, 1999; in Chamberlain & Murray, 1999). De nadruk ligt op hoe de leefwereld wordt waargenomen en omschreven door de informanten zelf. Dit is voor mij een cruciaal gegeven.

 

In dit onderzoek ga ik uit van het sociaal constructionistisch perspectief op kennis (Gergen, 1985, 1994) dat veronderstelt dat in het veld van psychologisch onderzoek er geen vaste, externe realiteit bestaat die objectief gekend kan worden, maar eerder een vloeiende sociale realiteit die co-geconstrueerd is. Dit uitgangspunt impliceert dat de onderzoeker niet tracht een objectieve, universele waarheid te genereren, maar eerder streeft naar het opbouwen van een betekenisvolle, lokale kennis (McLeod, 1996, 2001). Het is belangrijk in het achterhoofd te houden dat ik in dit onderzoek de ervaringen van deze Marokkaanse vrouwen tracht weer te geven en hiermee geen aanspraak probeer te maken op de werkelijkheid.

 

Een blik op de literatuur toont aan dat de geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen vanuit een intercultureel perspectief te wensen overlaat. Allochtone cliënten bereiken de hulpverlening moeilijk en eens bereikt, valt de hulpverlening tegen. De verwachtingen en het perspectief van de cultureel anderen spelen hierin een rol.

 

Uit het onderzoek kan ik besluiten dat deze Marokkaanse vrouwen hun contacten met de Vlaamse psychische hulpverlening overwegend als negatief beleven. Drie grote thema’s zijn hier van belang. De negatieve beleving is eerst en vooral te wijten aan het onbegrip dat zij ervaren vanuit de hulpverlener met betrekking tot het culturele aspect. Vaak begrijpen hulpverleners de context niet van waaruit deze vrouwen hun problemen ervaren. De participanten geven ten tweede aan dat deze situatie van onbegrip leidt tot frustratie en bijgevolg tot demotivatie om met de therapie verder te gaan of om verder hulpverlening te zoeken. Het derde thema dat uit de bevindingen aandacht verdient, is de medicalisatie van de therapie die enkele vrouwen ervaren hebben.

Ondanks een overwegend negatieve beleving van de hulpverlening kwamen er ook positieve thema’s aan bod. Een positieve beleving wordt tot stand gebracht door het tonen van begrip voor of enige kennis over de cultuur van deze vrouwen. Inzicht, tijd en aandacht zijn thema’s die waarschijnlijk in elke hulpverleningsrelatie als positief beleefd worden en dit is niet anders bij deze vrouwen.

 

Uit de bevindingen blijkt tevens dat deze vrouwen een duidelijk verschil ervaren tussen hun eigen culturele betekenisgeving en deze van de Vlaamse hulpverlening. Bij aanvang van de therapie vind ik bij deze vrouwen vooral het thema ‘schaamte’ terug wat hun psychische problemen betreft. Ze hebben vaak het gevoel dat ze dit moeten verstoppen en doen dit ook. Na de gekregen hulpverlening blijkt dat er een verandering van perspectief is opgetreden waardoor ze het gevoel hebben dat psychische problemen iedereen kunnen overkomen. Uit het perspectief van de familie blijkt dat psychische problemen vooral geëxternaliseerd worden. De bevindingen tonen ook aan dat er nog een taboe heerst, doch dat deze vrouwen het gevoel hebben dat dit de laatste jaren aan het verminderen is. Wat hun vriendenkring betreft zijn de meningen verdeeld. Sommige vrouwen hebben het gevoel dat ze veel begrip krijgen, anderen ervaren nog wat schroom en onbegrip. Wat duidelijk naar voren komt uit het perspectief van de familie en vrienden, is dat het taboe de laatste jaren steeds meer naar de achtergrond verschuift en plaats maakt voor begrip.

 

De derde onderzoeksvraag ging na hoe vrouwen met deze ervaren verschillen omgaan of zijn omgegaan. Uit de bevindingen blijkt dat het grootste deel van de vrouwen gestopt is omwille van dit verschil. Sommige vrouwen zetten noodgedwongen door omdat er geen beter alternatief is in de hoop dat dit verschil naar de achtergrond verschuift.

 

Het belangrijkste besluit dat ik uit dit onderzoek kan trekken, is dat het contact overwegend als negatief beleefd wordt. De Marokkaanse vrouwen betrokken in dit onderzoek voelen zich onbegrepen door Vlaamse hulpverleners en/of raken gedemotiveerd en geven de therapie op. De meeste participanten geven aan dat het een moeilijke lijdensweg was en dat ze dit niet nogmaals willen meemaken. Ze kwamen na een lange weg teleurgesteld weer thuis.

De betrokkenen geven het gebrek aan kennis over en/of het gebrek aan begrip voor hun cultuur als voornaamste reden aan. Beïnvloed door het sociaal constructionisme, kan ik benadrukken dat de Marokkaanse vrouw echter niet los gezien kan worden van de hele sociale en culturele context waarin zij zich bevindt. Het is daarom belangrijk dat hulpverleners inzien dat kennis over de cultuur van allochtone cliënten noodzakelijk is om een beter wederzijds begrip tot stand te brengen.

De betrokkenen in dit onderzoek hebben tot slot enkele aanbevelingen gedaan voor huidige en toekomstige hulpverleners. Opvallend is dat de meeste aanbevelingen ook kennis over de cultuur betreft. Terwijl cultuur toch een obstakel lijkt te zijn in de gevolgde therapieën geven deze vrouwen duidelijk aan dat dit niet zo hoeft te zijn. Ze zouden graag zien dat hulpverleners inzien dat cultuur een steun kan zijn in een moeilijke periode.

 

Wat ik tot slot nog wil meegeven, is dat deze Marokkaanse vrouwen anders zijn, doch niet onbereikbaar. Zoals Murray (1953; in Chamberlain & Murray, 1999) zei, heeft elk mens op sommige vlakken alles, iets en niets gemeen met anderen. Het zou ideaal zijn dat een hulpverlener in zijn achterhoofd houdt wat we met zijn allen gemeen hebben, bespreekt wat we deels gemeen hebben en op zoek gaat naar wat we niet gemeen hebben.

 

Een cultuursensitieve aanpak wordt met dit onderzoek beoogd en ik hoop dan ook hiertoe een bijdrage te hebben geleverd. Toekomstig onderzoek kan zich verder toespitsen op het aspect cultuur.

Download scriptie (591.95 KB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2006