Een onderzoek naar het productieproces van de journalistieke strip 'Doel' van Jeroen Janssen

Elke
Meert
  • Elke Meert

 

Doel, waar economie en ecologie botsen

J. Janssen, Belgische striptekenaar, journalist maar zo veel meer

„Ik vertel meestal verhalen die andere mensen vertellen”

Jeroen Janssen is het type journalist dat wil weten wat hij ziet en wat erachter zit. „Ik ben meer het soort journalist dat over de gewone mens gaat schrijven”, zegt hij. Toch ziet hij zichzelf nog het meest als verhaalverteller. Hij luistert namelijk naar mensen in Doel en probeert met zijn journalistieke strip genaamd Doel hun verhalen door te geven aan een groter publiek. Hij vermoedt ook niet dat hij een maatschappelijke rol vervult: „Ik bereik met mijn strip niet zo veel mensen dat ik de maatschappij ermee kan veranderen”. Toch is hij ervan overtuigd dat het zijn taak is om te tekenen en te schrijven over dingen die fout gaan of beter kunnen. Hij kan dus ook gezien worden als een waakhond van de (plaatselijke) autoriteiten aangezien hij een spreekbuis is voor de inwoners van Doel. Nochtans is het niet zijn ambitie om de publieke opinie of de autoriteiten te beïnvloeden. „Ik weet natuurlijk ook wel dat als je je mond opentrekt en je zegt iets, dan ga je misschien iemand beïnvloeden. Je met tekeningen of woorden uitdrukken is iets anders dan aan de zijlijn zitten en zwijgen”, nuanceert Janssen. „Toch vertegenwoordig ik vooral mezelf. Als ik dan sympathie heb voor sommige mensen in Doel zal dat wel uitkomen in mijn tekeningen.” Hij heeft zich dan ook bewust niet als een personage in zijn boek verwerkt. Hij ziet zichzelf eerder als een observant van het verhaal, een soort vlieg op de muur: “Het verhaal gaat niet over mij dus heeft het geen enkel voordeel om jezelf in het verhaal te tekenen of te schrijven. Rudi Vranckx is soms te veel in beeld in zijn verhalen.”

„Geluiden en geuren kon ik moeilijk in mijn verhaal stoppen. Wat een gemis!”

Deze journalistieke strip laat zich niet in één hokje stoppen. Doel kan zowel onder de alternatieve genres graphic novel, new journalism als storytelling geplaatst worden. Deze genrevermenging, waarbij de grenzen tussen genres verdwijnen, zorgt ervoor dat deze journalistieke strip eigen is aan deze tijd.

Het gaat om een serieus thema met een ingewikkelde, uitgebreide verhaallijn waarin de personages psychologisch dieper uitgewerkt zijn. Tekst en beeld zijn even belangrijk: „Zonder de tekst heb je maar de helft van het verhaal. Het is vooral soms de wrijving tussen het beeld en de tekst die een effect hebben. Ik heb het graag als dat een beetje botst.” Aan de ene kant is er dus de schrijver die ook tekent, met taal speelt en zo veel mogelijk zintuigen probeert aan te spreken. „Wat ik moeilijk in mijn verhaal kon stoppen, waren geluiden of geuren” geeft Janssen aan, „en ik vind dat soms al een gemis.” Aan de andere kant is er de lezer, die het gevoel heeft dat hij ooggetuige is van de realistische, concrete scènes: „Ik kijk rond en laat de mensen met mijn ogen kijken.” De personages in het verhaal hebben de taak om deze lezers te betrekken in de opwindende, dramatische verhaallijn die voor Janssen primeert. 

„Ik schrijf erover ook al is er niemand in geïnteresseerd”

„Als een thema mij boeit, dan wil ik er iets over schrijven ook al is er niemand in geïnteresseerd”, gaat Janssen verder. In tegenstelling tot journalisten was Janssen heel vrij in de keuze van het onderwerp en de uitwerking. „In Doel vond ik die problemen van ecologie versus economie” zegt Janssen over het onderwerp van zijn boek, „en toen het verkort verhaal over Doel voor het Franse tijdschrift XXI klaar was, was ik nog niet uitverteld.” Bij het uitschrijven van het verhaal heeft hij geen rekening gehouden met een bepaald doelpubliek: „Ik heb eigenlijk een boek geschreven dat ik zelf zou willen lezen.”  Volgens de auteur is het boek geschikt voor mensen die iets meer zoeken dan Suske & Wiske en die geïnteresseerd zijn in Doel en haar problematiek. Toen hij met zijn stiefzoon en de uitgever een namiddag rond de tafel ging zitten, had hij al 75% van de tekeningen en het verhaal grotendeels. „Vanaf dan ging het vooral om het schrappen en hier en daar nog wat toevoegen”, lacht Janssen. Hoewel de uitgever en enkele collega-schrijvers zijn verhaal hebben doorgelezen, had hijzelf uiteindelijk altijd het laatste woord. 

„Je ziet huizen kapot gaan, huizen waar nog steeds mensen wonen. Het is een hele mooie streek met veel mogelijkheden en die wordt zomaar kapotgemaakt door de plannen van de Vlaamse regering”, zegt Janssen over zijn ervaringen in Doel. Hij stuurt de lezers van zijn verhaal zodat ze sympathie krijgen voor de inwoners van dit authentieke dorp. Hun gevecht tegen de uitbreiding van de haven van Antwerpen dateert al van de jaren zestig. De vraag is hoelang de inwoners deze strijd tegen de opkomende industrie nog zullen volhouden. 

Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2014