De voorspellende kracht van films: Ida

Fien
De Coninck

Spitsen uw oren zich gretig bij het horen van het Belgisch volkslied? Gaat uw hart sneller slaan bij de aanblik van Manneke Pis? Voelt u zich een rasechte Belg, uw liefde voor frietjes buiten beschouwing gelaten?

 

Maar weinig mensen zullen op deze vragen positief antwoorden. Wij Belgen lachen eens collectief met de kleine omvang van ons landje, roemen ons bier en chocolade luidop wanneer we op vakantie zijn, maar daar stopt het voor velen ook. Wij Belgen zijn ons vooral vaak bewust van de beperkte mate waarin wij ons ‘Belg’ voelen.

 

Voor veel mensen elders in de wereld is dit echter een heel ander verhaal. Een Rus kan tot tranen toe bewogen worden wanneer hij spreekt over zijn ‘Rodina’, het vaderland. Fiere Fransmannen zullen vol liefde vertellen over hun cuisine, met de baguettes en bouillabaisses. Minder lyrische voorbeelden bestaan ook. Sterk nationalistisch getinte oorlogen werden in een niet zo ver verleden uitgevochten op de Balkan, waarbij voormalige buren elkaar naar het leven stonden omwille van hun verschillende afkomst. Ook meer recent zijn voldoende voorbeelden te vinden: terrorismedreiging, vluchtelingenproblematiek… Het heeft meerdere mensen ertoe verleid zich uit te drukken in termen als ‘eigen volk eerst’, zich vastklampend aan hun Belg-zijn als superieure eigenschap.

 

Het gaat hier in wezen om nationaliteit. Meer nog, het gaat om de beleving en het potentiële belang van de nationale identiteit binnen de individuele identiteit. Wie ‘ik’ is, hangt in deze gevallen vaak samen met de vraag wat het precies betekent om nationaliteit A of B te hebben. Hoe past de individualiteit binnen het nationale narratief en vice versa? En vooral, in welke mate zijn deze twee überhaupt met elkaar te vereenzelvigen?

 

Dergelijke vragen vormden de kern van mijn onderzoek naar de Poolse nationale identiteit en het belang ervan binnen de Poolse maatschappij. Wat houdt dat nu precies in, Pools-zijn? U kunt zich afvragen waarom ik daar wakker van lig. Polen bevindt zich op ruim duizend kilometer van België; wat daar gebeurt, is vaak een ver-van-ons-bed-show. Maar dat vragen rond nationale identiteit toch nog relevant kunnen zijn, blijkt uit de felle kritiek die verschenen is op de Poolse film Ida, bekroond met de Oscar voor beste buitenlandse film in 2015.

 

Ida vertelt het integere verhaal van twee vrouwen die doorheen het desolate landschap van het naoorlogse Polen trekken, op zoek naar hun afkomst. Op subtiele wijze lijkt Ida in eerste instantie vragen te stellen die louter betrekking hebben op de individuele identiteitszoektocht van beide vrouwen. Hun ontdekkingen leiden de vrouwen er echter toe niet enkel hun eigen identiteit te herzien, maar ook hun affiniteit met hun Poolse identiteitsbeleving. De impliciete vraag luidt als volgt: hoe kan de individuele identiteit verzoend worden met de bestaande ideeën rond de Poolse identiteit? Ida stelt deze vraag zonder een duidelijk antwoord te formuleren. Concepten als schuld, slachtoffer, Poolse jood of niet-Pool worden op hun kop gezet en zonder veroordeling aan de kijker gepresenteerd.

 

De felle kritiek die nadien op de film gekomen is in Polen, toont aan dat enkele van de gesuggereerde vragen kwaad bloed hebben gezet. Uit de corpusanalyse blijkt dat men vooral moeite heeft met de voorstelling van de nationale identiteit, die niet overeenstemt met hoe zij die als individu percipiëren en linken aan hun individuele identiteit.

 

Het onderzoek toont aan dat ‘Poolsheid’ doorgaans gelinkt wordt aan concepten zoals een diepgeworteld slachtofferperspectief en katholicisme. Een substantieel deel van de Poolse bevolking beschouwt zichzelf als het katholieke slachtoffer van een geschiedenis van jarenlange onderdrukking, door zowel het nazisme als het latere communisme. Suggesties zoals in Ida, dat katholieke Polen zich ook schuldig kunnen hebben gemaakt aan misdaden tegen joden, zijn uit den boze en worden afgedaan als anti-Poolse beschuldigingen. Dit zorgt ervoor dat elk diepgaander debat over historische verantwoordelijkheid uit de weg wordt gegaan en wordt omgeleid naar een verhitte discussie over (anti-)Poolsheid.

 

Pools-zijn is met andere woorden verankerd met katholiek-slachtoffer-zijn, waardoor mogelijke schuld of verantwoordelijkheid voor gepleegde misdaden wordt afgedaan als leugens en laster. De concepten ‘held’ en ‘slachtoffer’ zijn namelijk niet compatibel met ‘schuldig’. De positie van de Poolse jood is binnen dit discours zeer gecontesteerd. Poolse, nationale identiteit is namelijk een bijzonder exclusief concept; joodsheid valt hier niet onder. Het leverde Poolse joden de status van tweederangsburger binnen de Poolse maatschappij op. Door de grote focus op het slachtofferschap van de Poolse bevolking, wordt het lijden van de joodse/’niet-Poolse’ bevolking ondergeschikt gemaakt aan het eigen, nationale lijden, onderdeel van een zorgvuldig opgebouwd en gepropageerd nationaal narratief. Voor integratie is met andere woorden weinig ruimte. Een neveneffect is het ontstaan van een duidelijk wij-zij denken, wat verdere maatschappelijke polarisatie in de hand werkt.

 

De meest recente verontrustende ontwikkeling die hieraan gekoppeld is, is het feit dat de huidige Poolse regeringspartij PiS zeer sterk inspeelt op het diepgewortelde gevoel van slachtofferschap en onrechtvaardigheid dat eigen is aan het Poolse narratief. Het symbool van het nationaal lijden wordt uitgebuit en ingezet om de eigen politieke agenda, gekenmerkt door nationalisme en xenofobie, verder te verspreiden. Dit wordt tevens weerspiegeld in het opgelegde culturele programma. Kunst die zich niet houdt aan de opgelegde regels van PiS, wordt van verdere financiering of verspreiding onthouden. Er moet worden gefocust op het patriottisme en de slachtofferrol van de Poolse bevolking in de geschiedenis. Elke vorm van kunst die indruist tegen het opgebouwde Poolse narratief wordt geboycot. Vrije meningsuiting wordt enkel gedoogd als ze het Poolse narratief ten dienste staat.

 

Het gevolg hiervan is dat binnen de Poolse maatschappij geen mogelijkheid is om de Poolse identiteit te herzien, met inbegrip van (h)erkenning van historische trauma’s. De volhardende focus op het slachtofferschap dringt top-down door tot op het individuele niveau; de Pool neemt een weinig apologetische rol op en houdt vast aan wat de regering hem voorspiegelt. Dit vertaalt zich ook naar het buitenlands beleid toe; zo wordt onder andere zeer sterk tegen Europa gelobbyd, onder het motto ‘Polen eerst’. Discriminatie en racisme neemt toe binnen de afbrokkelende Poolse democratie. De geschiedenis lijkt vergeten te zijn en dreigt zichzelf te herhalen. Met alle mogelijke gevolgen van dien. 

Download scriptie (1.66 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Ben Dhooge
Thema('s)