Een top 100 van de klassieke muziek

Lieven
Keymolen

 

Vanuit een sociale bewustwording, die gegroeid is door de lessen die ik kreeg van mensen als Ludo Abicht, Jaap Kruithof en Willem Elias gaat een muzikant zich vragen stellen bij zijn maatschappelijke relevantie.

 

“Waarom spelen we muziek?” is voor mij persoonlijk een weinig relevante vraag, net zoals je je zou kunnen afvragen: “Waarom ademen wij, waarom eten we drie keer per dag of waarom houden we van andere mensen?” De volgende vraag die zich stelt luidt: hoe kunnen wij (muzikanten) deze liefde voor muziek doorgeven? Het antwoord biedt twee uitwegen: door goede concerten te spelen en door les te geven.

 

In het verlengde van deze filosofie wil ik me graag engageren om jonge mensen les te geven over muziek en kunst in het algemeen. Enerzijds door hen een basis aan feitenkennis en cultuurhistorische verbanden overbrengen, maar anderzijds lijkt het me ook van het grootste belang dat jonge mensen met elkaar leren spreken over kunst en cultuur. Door deze attitudevorming wil ik de studenten een sociale en affectieve ontwikkeling meegeven, waarin de kiem van een persoonlijk esthetisch oordeel kan groeien.

 

Het vak AMC (Algemene Muzikale Cultuur) biedt geweldige mogelijkheden om op uiteenlopende creatieve manieren muziekles te geven. Na vier jaar notenleer, worden de studenten in de muziekacademie verplicht om de volgende drie jaar gedurende één uur per week dit klassikale vak te volgen, naast hun individuele instrumentles en hun les samenspel. In de praktijk komt dit meestal neer op een publiek van uitbundige pubers, die in het verleden dikwijls afgeschrikt werden door dit luistervak dat de naam had om saai en moeilijk te zijn.

 

Gelukkig is er sinds de invoering van AMC door de herstructurering van het DKO (deeltijds kunstonderwijs) in 1990 al een lange weg afgelegd. Er werden verschillende uiteenlopende methodes en cursussen uitgewerkt en onderwezen aan de lerarenopleidingen van de verschillende Vlaamse conservatoria. Toekomstige AMC-leerkrachten worden er meer en meer op getraind om origineel en verrassend les te geven, terwijl in de beginjaren AMC-leerkrachten dikwijls niet meer konden doen dan de enkele uitgegeven cursussen slaafs te volgen om aan de eindtermen voldoen.

Toch voelde ik vanuit de praktijk – ik geef nu drie jaar les - enkele noden die niet ingevuld werden door het bestaande cursusmateriaal. Bovenal was er een groot gebrek aan geschiedenis en de link met de evoluties van de andere klassieke kunstvormen zoals literatuur, schilderkunst en andere podium- en mediale kunsten. Wie over kunst spreekt kan niet anders dan over geschiedenis spreken en over de maatschappelijke context waarin de kunstenaar leefde. Dit hoeft daarom geen verplichte leerstof te zijn voor de studenten, maar aan de hand van verhalen en anekdotes duidt het de evolutie van de muziek wel. Historisch besef groeit zeer traag en kan bij de jongeren vandaag niet vroeg genoeg ontwikkeld worden. Vandaar dus deze top 100. Niet als een boven-alles-heilige canon van de goede smaak, maar als een werkinstrument en opzoekboek voor de dartele melomanissimi.

 

Zoals de ondertitel vermeldt is dit geen uitgewerkte cursus, maar een naslagwerk. De componisten worden chronologisch besproken. Daarom wordt een paginering opzettelijk achterwege gelaten zodat bij het opzoekwerk de geboortedatum van de componist als referentie zal dienen.

 

De afbakening gebeurde volgens onderstaande criteria:

  • enkel westerse muziek, dus: Europa, Rusland, Noord-Amerika

  • partituurmuziek

      • Middeleeuwen 5de eeuw tot 1400

      • Renaissance 1400 tot 1600

      • Barok 1600 tot 1750

      • Klassieke periode 1750 tot 1800

      • Romantiek 1800 tot 1900

      • Twintigste eeuw

     

  • historisch volgens de rudimentaire indeling:

 

Voor elke stijlperiode werd een inleidend hoofdstuk geschreven over

 

  • de tijdsgeest en het wereldbeeld

  • belangrijke politieke, wetenschappelijke en sociale ontwikkelingen en hun invloed op de kunst

  • topwerken uit andere kunstvormen kunnen worden vermeld indien gelinkt met de muziek. Ik denk aan dichters, toneelschrijvers, schilders, beeldhouwers, ,…

  • de positie van de artiest, de functies van muziek

  • verklaring van de populariteit van bepaalde genres of instrumenten

Per componist wordt één topwerk toegelicht. Na een kleine biografie en het belang van de componist volgt een korte bespreking van zijn belangrijkste werk, dikwijls nog aangevuld met de vermelding van andere topwerken. Om de ernstige sfeer wat te verluchten staan onderaan de bladzijde realia of faits divers.

 

Bij de keuze van de componisten werd naar een evenwicht gestreefd tussen de zes stijlperiodes, waarbij de middeleeuwen en de renaissance wat moeten inboeten voor de 19de en 20ste eeuw. In deze laatste twee periodes worden de componisten overigens niet alleen chronologisch, maar ook nog eens per land gegroepeerd. Dit maakt het opzoeken er niet efficiënter op, maar vergemakkelijkt de plaatsing van de componist tussen zijn voorgangers en opvolgers.

 

Verder werd een evenwicht nagestreefd tussen vocale en instrumentale muziek, profane en religieuze muziek en probeerde ik alle belangrijkste genres aan bod te laten. Ook streefde ik er naar om alle verschillende instrumenten een plaats te geven (en dus niet enkel viool- en pianoconcerto’s te bespreken), evenals de typische bezettingen.

 

Deze scriptie is dus verre van een wetenschappelijke these of synthese. Er werd opzettelijk niet met een kritisch apparaat gewerkt omwille van de toegankelijkheid voor mijn doelpubliek. Toch durf ik stellen dat de chronologische systematiek, de degelijke bronnen en de kritische bemerkingen van mijn promotor Lisbeth Wolfs – waarvoor veel dank - deze top 100 tot een betrouwbaar werkstuk maken.

 

Universiteit of Hogeschool
AP Hogeschool Antwerpen
Thesis jaar
2006
Thema('s)