Een uitnodiging tot sociale integratie - Maatschappijgerichte activiteiten bij langdurig psychiatrische cliënten

Kim
Vermeiren

“I don't even remember the season. I just remember walking between them and feeling for the first time that I belonged somewhere.” ― The Perks of Being a Wallflower van Stephen Chbosky

Vermaatschappelijking van de zorg is een actueel thema binnen de geestelijke gezondheidszorg. In de toekomst zal men werken aan minder en kortere residentiële opnames waardoor de cliënt, indien mogelijk, in zijn thuissituatie zal verblijven en herstellen. Zo ver is het echter nog niet. De dag van vandaag verblijven er nog steeds zeer veel personen voor een lange tijd in een psychiatrische instelling waardoor de kloof met de maatschappij voor hen steeds groter wordt.
Dit zette mij aan het denken. Als ergotherapeut gaan we, samen met de cliënt, al handelend op zoek naar mogelijkheden en herstel,om zo participatie te bekomen op domeinen die voor de cliënt belangrijk zijn. Wat als we nu de stap naar buiten zetten, als we op een veilige manier, d.m.v. cliëntgerichte activiteiten, een brug naar de maatschappij bouwen? Zou dit helpen om enkele negatieve gevolgen van een opname te voorkomen en de sociale integratie te bevorderen?
 
Uit mijn literatuuronderzoek bleek dat sociale integratie op verschillende wijzen kan opgevat worden. De RMO verklaart sociaal geïntegreerd zijn als het bezitten van netwerken, relaties en contacten in de maatschappij die berusten op wederzijdse acceptatie en respect waarbij er ruimte is voor eigenheid en variatie, maar ook voor een gevoel van verbondenheid (Prooi, 2007). Wanneer personen het gevoel hebben dat ze een bijdrage kunnen leveren aan de samenleving en wanneer ze hierbinnen geaccepteerd worden, zou dit volgens de Franse socioloog, Emile Durkheim, zowel mentale, emotionele als fysieke voordelen opleveren (Berkman, Glass, Brissette, Seeman, 2000). Deze sociale participatie is tevens een bepalende factor voor de kwaliteit van bestaan (Schalock & Verdugo, 2002).

Maar… Hoe komen we tot deze sociale integratie?
Allereerst leert de behoeftenpiramide van Maslow ons dat het wel of niet ingevuld zijn van de basale behoeften van belang is. Hij stelt dat we pas streven naar bevrediging van hogere behoeften in de piramide wanneer de lager geplaatste behoeften bevredigd zijn.
Hiernaast spelen ook participatie aan en vertrouwen in sociale contacten, organisaties en politiek een rol in het komen tot sociale integratie. Wanneer deze participatie zorgt voor contact tussen personen zonder en met een psychiatrische problematiek is dit tevens een effectieve anti-stigmastrategie (Schmeets, te Riele, 2010).

Maar... Er is meer nodig.
Moest dit proces eenvoudig zijn, zouden er niet zoveel langdurig psychiatrische cliënten binnen de 4 muren van de instelling leven. Zowel in de maatschappij (stigmatisering, gevoel van onveiligheid, …) als bij de cliënt (angst, gebrek aan sociaal netwerk of financiële middelen, ...) zijn er hinderpalen die deze sociale integratie in de weg staan.

Na verkenning van de literatuur werd het tijd om deze bevindingen in het werkveld te toetsen. De methodiek ISPB, uit het ‘Praktijkboek sociaal-psychiatrische begeleiding’ (Koekkoek, 2011), hanteerde ik als denkkader.
Gedurende een stageperiode van 9 weken op afdeling Polder te PC Bethanië, trachtte ik door middel van individuele sessies een therapeutische relatie op te bouwen, samen met de patiënten een verkenning te doen van hun huidig sociaal netwerk (personen/activiteiten) en wensen hierrond in kaart te brengen.
Hierna werd een volgende stap genomen in het methodisch proces, namelijk het vertalen van deze wensen en noden in haalbare werkdoelen om van hieruit te werken aan onderbouwende factoren tot maatschappijgerichte activiteiten (motivatie, reflectie, zelfbeeld, …) en deze ook daadwerkelijk te ondernemen.

Om het effect op de sociale integratie te meten, werd gebruik gemaakt van een aangepaste versie van de CIQ  waaraan een extra kolom, ‘gewenste situatie’, werd toegevoegd.
Vijf cliënten werden op basis van hun wensen, noden of eenzaamheid- en/of angstproblematiek geïncludeerd in het onderzoek. Hun leeftijd, geslacht of diagnose, was hierbij van ondergeschikt belang.
Uit de beginmeting bleek dat deelname aan maatschappijgerichte activiteiten voor heel wat cliënten niet vanzelfsprekend is. Zo verliet 3 van de 5 cliënten bij de beginmeting slecht 1 keer per week het domein van de instelling en was dit voor de andere 2 nog minder frequent.
De eindmeting leerde me dat maatschappelijke participatie door middel van individuele begeleiding te stimuleren valt, aangezien voor de meeste cliënten er een hogere frequentie was van deelname aan maatschappijgerichte activiteiten, opgenomen in de vragenlijst. Ook de discrepantie tussen huidige en gewenste situatie was voor alle cliënten verkleind of verdwenen op 1 of meerdere domeinen. Toch bleven er ook nog heel wat sociale behoeften onvervuld.

In eerste instantie botste ik op heel wat weerstand en angst. Aan de hand van de communicatiestrategen van Den Hollander en Wilken (2011) probeerde ik dit te hanteren. De persoonlijkheid van de cliënt, de omstandigheden, de aanwezigheid van al dan niet een vertrouwensrelatie en mijn persoonlijke begeleidingsstijl leken van invloed te zijn op de effectiviteit hiervan.

Hiernaast stelde het gebrek aan financiële middelen en een sociaal netwerk zich om activiteiten mee te ondernemen. Samen met de cliënt werd er gezocht naar goedkope of kosteloze activiteiten zoals een bibliotheekbezoek maar het gebrek aan sociaal netwerk, vormde een groter probleem. In eerste instantie verkenden we hun sociaal netwerk en ondersteunde ikzelf de activiteiten mee, eerst actief, later passief om zo vertrouwen in zichzelf en de omgeving bij de cliënt te ontwikkelen. Naar de toekomst toe, biedt dit echter geen duurzame oplossing.

Sociale integratie bekomen is een proces dat tijd vraagt. Naar mijn mening is het belangrijk om te zoeken naar vrijetijdsinvullingen die een vaste frequentie hebben en duurzaam zijn doorheen de tijd. Eenmalige activiteiten, bieden hier minder kansen toe.
Wanneer ik terugblik naar de onderzoeksvraag, bevestigt het literatuuronderzoek deze positief wanneer het om eigenlijke participatie aan het maatschappelijke leven gaat, maar kon het praktijkonderzoek dit niet volledig doen. Het zou echter fout zijn de conclusie te trekken dat maatschappijgerichte activiteiten de sociale integratie niet bevorderen. Het praktijkonderzoek vertoonde tekorten zoals een niet volledig aangepast meetinstrument, een beperkt aantal cliënten en een nog beperktere tijdsduur om dit te realiseren waardoor er geen veralgemeende conclusies getrokken kunnen worden.

Maatschappijgerichte activiteiten bij chronisch psychiatrische cliënten, a few small steps for the body, a big step for the mind.

Download scriptie (1.13 MB)
Universiteit of Hogeschool
Thomas More Hogeschool
Thesis jaar
2014