Eenzaamheid kan ons dichter bij elkaar brengen

Anna
Van Hoof

 

Wat zie jij voor je als je aan eenzaamheid denkt? Een vrouw in een hotelkamer die mat uit het raam kijkt, mensen op een perron die zwijgend over hun smartphones wrijven, een oude man die jaren na zijn dood wordt teruggevonden in een eenpersoonsflat?

Eenzaamheid wordt vandaag vooral geassocieerd met narigheid en ziekte, maar ze is vooral een heel menselijke ervaring, die niet per se pijn hoeft te doen.

 

Comfortabel alleen of tijdelijke vlucht?

Er zijn verschillende manieren om met eenzaamheid om te gaan. Om eenzaamheid als een gemis te ervaren, moet je er mentaal in investeren. Vasthouden aan het verlangen naar connectie met anderen.

Een oplossing voor deze pijn vinden we in de Amerikaanse transcendentale filosofie. Deze oplossing heet ‘solitude’. Als je afstand neemt van het verlangen, zal je geen last meer hebben van eenzaamheid. Dit romantisch ideaal werd door Henry David Thoreau in de negentiende eeuw uitgebreid beschreven in het boek Walden. De filosoof trok zich terug in de bossen om daar zelfvoorzienend te gaan leven. Hij hield dit twee jaar vol en voelde zich naar eigen zeggen nooit beklemd door zijn alleen-zijn. Als dit onaangename gevoel dreigde – wat één keer voorviel –, herinnerde hij zichzelf aan de schoonheid van de natuur om hem heen: “een oneindige, onverklaarbare vriendelijkheid die me als een atmosfeer sterkte en de ingebeelde voordelen van de nabijheid onbeduidend maakte”.

Solitude, met Walden als klassieke voorbeeld, wordt vaak aangehaald in psychologische en filosofische literatuur als remedie tegen de pijn van de eenzaamheid. Maar in hoeverre is deze geromantiseerde benadering realistisch?

Deze onthechting heeft een keerzijde: als we ons verwijderen van de onze omgeving (mentaal of fysiek), betekent dit ook een verlies van empathie. Het boek Een man die slaapt van Georges Perec illustreert deze toestand. Net als Thoreau trok Perec zich terug. Niet in een hut in de Amerikaanse bossen, wel in het Parijs van de jaren zestig. In plaats van een verbinding met “iets hogers” – het tijdloze verloop van de natuur in Thoreaus geval – verbindt Perecs slapende man zich met “het niets”. De dingen rondom hem verliezen hun betekenis, de dingen worden niet meer dan dingen. Hij komt in een staat van diepe onverschilligheid terecht. Zowel Thoreau als Perec zijn alleen, al voelen ze dit niet. Thoreau verheerlijkt deze toestand, Perec waarschuwt ons voor het comfort van deze valstrik. Hij noemt het “de bedrieglijke roes van het opgeschorte leven”. Je denkt dat je je persoonlijke vrijheid herwint, maar in feite raak je alle voeling met de anderen kwijt.

Als technologie beslissingen maakt in onze plaats of ons afleidt van onze omgeving, wordt het moeilijk te oefenen. Als de gps ons steeds de weg wijst, hebben we ons oriëntatievermogen niet meer nodig, zwakt het langzaam af. Hetzelfde geldt voor alleen-zijn.

Smartphone als surrogaatgeliefde

Vandaag zijn we altijd en overal met elkaar verbonden. Toch voelen we ons eenzamer dan ooit. Op korte tijd zijn we verstrengeld geraakt met onze communicatietechnologieën: ze helpen ons op een vlotte manier contacten onderhouden, zijn een digitale tussenpersoon geworden in onze relaties. Handig, zeker voor zij die zich eenzaam voelen. Iemand rechtstreeks aanspreken is niet noodzakelijk, je voelt je veilig achter je scherm en bovendien kan je je woorden bijvijlen. Onze applicaties helpen ons over de drempel, maar zijn eveneens verslavend. Grijpen naar het scherm lijkt een poging tot verbinding, maar is in realiteit vaak een vlucht voor de angst voor eenzaamheid. De smartphone wordt een soort surrogaatgeliefde die we compulsief blijven aaien.

Het gevoel iets of iemand te missen, stoort. In de meeste gevallen kan eenzaamheid vergeleken worden met honger: ze is het verlangen naar het vullen van een leegte, naar emotionele voeding. Een drift die aanzet tot beweging, die ons stimuleert elkaar op te zoeken en aan te klampen. Communicatietechnologieën helpen ons dit gevoel vlot te omzeilen, maar lossen het niet op. Integendeel: we zijn steeds minder aanwezig in onze fysieke relaties.

Als we niet leren alleen te zijn, zullen we enkel eenzaamheid kennen, schrijft Sherry Turkle in Alone Together. Alleen zijn is inderdaad iets waarop, net als op sociale vaardigheden, geoefend kan worden. Als technologie beslissingen maakt in onze plaats of ons afleidt van onze omgeving, wordt het moeilijk te oefenen. Als de gps ons steeds de weg wijst, hebben we ons oriëntatievermogen niet meer nodig, zwakt het langzaam af. Hetzelfde geldt voor alleen-zijn.

 

Middenweg

Het romantische ideaal van solitude – op een afstandje van de maatschappij comfortabel alleen zijn – lijkt op het vluchten voor eenzaamheid in de weidsheid van het net. Als deze afzondering tijdelijk is, kan ze ontspannend werken: al scrollend kunnen we onze sociale organen even laten rusten. Gaan we echter te hard op in de onthechting, worden we apathisch en verliezen we voeling met onze omgeving en de mensen rondom ons. Het is dus een kwestie van het midden zoeken tussen comfortabel alleen zijn en het durven toegeven aan wat eenzaamheid in essentie van ons vraagt: verbinding zoeken met anderen.   

 

easy 0Bron afbeelding: still uit Easy, serie op Netflix.          

Download scriptie (2.18 MB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2019
Promotor(en)
Yoni Van Den Eede