Tweedekansonderwijs keert kansen definitief

Annelies
Raes

“Ik studeer nu geschiedenis aan de universiteit. Tweedekansonderwijs heeft mij, en ongetwijfeld vele anderen, een tweede kans aangereikt waarvan ik mijn verdere leven de vruchten zal dragen. Het was een keerpunt in mijn leven...” (Afgestudeerde TKO)

 

De leerplichtwet schrijft voor dat Belgische jongeren tot hun achttiende moeten schoollopen. Zo wil de overheid ervoor zorgen dat niemand vroegtijdig de schoolbanken verlaat zonder een diploma op zak te hebben. Een getuigschrift is immers hét toegangsticket om op de arbeidsmarkt een goede, solide job te vinden. Bovendien geldt een diploma als een absolute voorwaarde om hogere studies aan te kunnen vatten.

 

Het aantal jongeren dat daar niet in slaagt, is echter verontrustend hoog. Zo bleek uit een pas uitgevoerde studie dat anno 2003 bijna één op vijf jongeren het secundair onderwijs verliet zonder een diploma of studiegetuigschrift. In het vakjargon worden ze als ‘ongekwalificeerde uitstromers’ bestempeld,  het Nederengels duidt ze als ‘dropouts’ aan.

 

De harde consequenties van deze situatie blijven niet uit. Recent onderzoek van VDAB bracht namelijk aan het licht dat meer dan de helft van de laaggeschoolden werkloos komt te staan, terwijl dat percentage bij hooggeschoolden slechts een ruime tien procent bedraagt. Dropouts kennen ook een lagere levensverwachting en beschikken over een beperkter sociaal netwerk dan de tweede groep. Bovendien maken laaggeschoolden beduidend meer kans om in de armoede terecht te komen. Een diploma is dus van kapitaal belang.

 

Met het Tweedekansonderwijs (TKO) biedt de overheid daarom een vangnet aan om die problematiek structureel aan te pakken. Deze groeiende tak binnen het Volwassenenonderwijs is er namelijk op gericht om eenieder die zonder getuigschrift de school verliet, letterlijk een tweede kans aan te reiken. Naast deze zuiver onderwijzende functie streeft het TKO daarenboven ook een algemene ontwikkeling van de cursisten na en probeert het om de doorstroom naar hogere studies en de arbeidsmarkt te stimuleren.

 

Gezien die uiterst cruciale functie die het TKO vervult, is het nu belangrijk om te weten of het ook in zijn opdracht slaagt. Omdat hiernaar voordien slechts marginaal onderzoek is geleverd, werd als doel vooropgesteld om de resultaten van het TKO grondig onder de loep te nemen. Daarvoor werd een grootschalige enquête afgenomen bij maar liefst 788 ex-cursisten die in de afgelopen vijf jaar afstudeerden aan één van de dertien Vlaamse centra TKO. De studie diende een algemeen beeld te schetsen van de afgestudeerden én van de effecten die zij op vandaag ervaren na hun deelname.

 

Toen het TKO in 1980 onder de doopvont werd gehouden, beoogde men vooral huismoeders van middelbare leeftijd die een inhaalbeweging ambieerden, aan te spreken. Uit de huidige studie blijkt dat er echter een sterke verjonging heeft plaatsgevonden. Vandaag is namelijk de groep cursisten tussen 18 en 21 jaar het sterkst vertegenwoordigd. Bovendien zijn ook steeds meer mannen aan de studie begonnen, waardoor de sekseverhouding in balans is gekomen.

 

Gepeild naar de voornaamste reden waarom dropouts vroegtijdig de school hadden verlaten, bleek schoolmoeheid op de eerste plaats te komen. Daarnaast bleken ook familiale omstandigheden, zoals vroegtijdige zwangerschap of ouderlijke ruzie, een belangrijke factor te zijn. Maar ook  schoolse of gezondheidsproblemen blijken vaak oorzaak van ongekwalificeerd uitstromen.

 

Hoewel uit onderzoek blijkt dat dropouts bij de lagere sociale klassen geconcentreerd zitten en een onstabiele schoolcarrière achter de rug hebben, werd vastgesteld dat de meerderheid van de afgestudeerden aan het TKO in hun vorige schoolloopbaan slechts één onderwijsvorm heeft gevolgd. Meestal gaat het zelfs om de hoger gewaardeerde onderwijsniveaus ASO en TSO. Het TKO spreekt met andere woorden vooral de betere studenten uit het gewone onderwijs aan, waarbij de zwakste doelgroep nog steeds vaak links blijft liggen.

 

Wat de stap naar het TKO betreft, blijkt dat een ruime meerderheid zelf het heft in handen neemt. Vroegtijdige afhakers uit het verleden beslissen vooral uit eigen beweging een nieuwe opleiding en vorming te volgen. Cursisten aan het TKO participeren dus bijvoorbeeld niet om sociale contacten te leggen. Ze hopen met de keuze door te stromen naar hogere studies en hun kansen op de arbeidsmarkt aanzienlijk te verhogen.

 

Verder is een interessante en belangrijke vaststelling deze van de zogenaamde ‘omgekeerde waterval’. Eén op vijf cursisten kiest in het TKO voor een ‘hogere’ onderwijsvorm dan die waarin men eindigde in het gewoon secundair onderwijs. Een groot deel van deze groep was tijdens zijn eerste schoolloopbaan bijvoorbeeld door langdurige ziekte het slachtoffer geworden van het hardnekkige watervalsysteem binnen ons onderwijs. Het TKO biedt hen de mogelijkheid om opnieuw op te klimmen naar het onderwijsniveau die strookt met hun kennis en kwaliteiten.

 

Eén van de voornaamste doorstromingseffecten die het TKO teweegbrengt, is het verder zetten van een of ander studie of opleiding. Dit geldt in de eerste plaats voor cursisten die afstudeerden in een ASO-richting, maar ook voor TSO- en BSO-gediplomeerden. De grootste groep afgestudeerden stroomt door naar het hoger onderwijs. Maar ook de opleidingen van het professionele type die ondermeer door VDAB, Syntra en Onderwijs voor Sociale Promotie worden verstrekt, zijn populair.

 

Hoewel het TKO dringend werk moet maken om meer mensen uit de laagste sociale klasse aan te spreken, slaagt ze er toch in om een grote groep mensen warm te maken om verder te studeren. Het vervult zo dus met succes zijn opdracht om de participatie aan levenslang leren te verhogen. Bovendien draagt het ook bij tot de realisatie van een positief leerklimaat binnen de specifieke doelgroep van initieel laaggeschoolden.

 

Daarnaast slaagt het TKO erin een professionele vooruitgang bij de afgestudeerden te bewerkstelligen. Veel ex-cursisten geraakten uit de werkloosheid of vonden een betere, meer gewaardeerde job. Anderen maakten dan weer promotie of vestigden zich als kleine zelfstandige. Telkens opnieuw bleken TKO-afgestudeerden meer tevreden met hun huidige beroepssituatie dan met deze vóór de deelname aan het TKO.

 

We kunnen hieruit concluderen dat TKO wel degelijk zijn rol als hefboom voor sociale mobiliteit opneemt. Het biedt individuen de mogelijkheid om via onderwijs op de sociale ladder omhoog te klimmen. De idee dat niets onmogelijk is, hoeft dus geen lege gemeenplaats te zijn.

 

 

 

 

 

 

                                                       

 

Download scriptie (443.14 KB)
Winnaar Klasseprijs
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2008
Promotor(en)
Prof. dr. D. Van Damme