Effectiviteit en veiligheid van cardiopulmonaire resuscitatie: een vergelijking van manuele compressies versus mechanische compressies door middel van LUCAS en AutoPulse

Eline
Balemans

Zuurstof is levensnoodzakelijk. Via het bloed levert het lichaam zuurstof aan alle

organen. Als het hart stopt met pompen, valt de bloedcirculatie stil. Hierdoor ontstaat

bijgevolg in vitale organen een tekort aan zuurstof. De hersenen zijn gevoelig voor een

zuurstoftekort. Neurologische schade is dus ook niet ondenkbaar als het lichaam te

maken krijgt met onderbreking van de circulatie.

 

Niet alleen is een circulatiestilstand een frequente aandoening in onze hedendaagse

maatschappij, het eist wereldwijd ook een zeer hoog aantal dodelijke slachtoffers.

Jaarlijks krijgen er gemiddeld 37500 mensen in Europa te maken met een

circulatiestilstand. (Steen S., et al., 2005)

 

In een Zweeds onderzoek werd bij maar liefst 29.700 patiënten bekeken hoeveel

personen een maand na een reanimatie nog in leven waren, ongeacht dit in coma aan de

beademing was of gezond buiten het ziekenhuis. Na één maand was 2.2% van de niet

door omstander gereanimeerde personen nog in leven, 4.9% van degenen die door niet-professionals

waren gereanimeerd en 9.2% van de mensen die door (toevallig als

omstander aanwezige) professionele hulpverleners waren gereanimeerd. Volgens dit

onderzoek is het aantal mensen dat zonder aanmerkelijke neurologische schade

overleeft, nog aanzienlijk kleiner. (Herlitz J., et al., 2005) Daarom zou je bij slachtoffers

met een circulatiestilstand zo snel en effectief mogelijk moeten starten met

‘cardiopulmonary resuscitation’ of kortweg CPR. Op deze manier breng je de circulatie

weer op gang om het lichaam te voorzien van zuurstof.

 

De hartmassage kan bij correcte toepassing vele slachtoffers van die fatale afloop

redden tot de oorzaak wordt behandeld. De handmatige uitvoering ervan laat in vele

gevallen te wensen over. (Balemans E., et al., 2012)

 

Onderzoek toont aan dat de kennis over reanimatie, zelfs bij verpleegkundigen al

geruime tijd problematisch is. (Gass D., et al., 1983) (Balemans E., et al., 2012) Dat

maakt dat er in de huidige maatschappij voldoende aandacht moet uitgaan naar

opleiding en daarbij bijscholing van personen werkzaam in de zorg, maar tevens ook

voor de gewone burger. Dit laatste wordt door de media ook bekrachtigd door te willen

ijveren dat leren reanimeren een verplicht schoolvak zou moeten worden in het secundair

onderwijs. (Knack, 2014)

 

Uit Iers onderzoek is echter ook gebleken dat CPR door onnauwkeurige bepaling van de

compressieplaats makkelijk ribbreuken en orgaankneuzingen kunnen ontstaan. Het is

dus van enorm groot belang dat CPR op een correcte manier wordt toegepast zodat de

kans op complicaties, zoals lever- of miltruptuur, vermindert en de outcome van patiënten

verbetert. (Smekal D., et al., 2009)

 

De richtlijnen van de Europese Reanimatieraad leggen een sterke nadruk op het leveren

van thoraxcompressie van hoge kwaliteit. Het doel van deze laatste nieuwe richtlijnen is

om vijf tot zes centimeter diepte te bereiken aan een tempo van minstens honderd tot

honderdtwintig compressies per minuut. Dit in een verhouding van dertig hartmassages

op twee beademingen. Al deze aspecten dragen bij tot het verkrijgen van een optimalere

centrale perfusie in het lichaam. (European Resuscitation Council, 2010)

 

Voor ononderbroken en effectieve hartcompressie zijn er door de wetenschap en

gezondheidszorg mechanische hulpmiddelen, zoals LUCASTM en AutoPulseTM,

ontwikkeld die compressies tijdens een reanimatie overnemen. De LUCASTM (Jolife AB,

Zweden) comprimeert de borst vijf tot zes centimeter diep terwijl de AutoPulseTM (ZOLL

Medical Corporation, VS) gebruik maakt van een band die zich automatisch aanpast aan

de grootte van de borstkas en comprimeert tot 20% van de gemeten anterio-posterieure

diameter. Deze mechanische hulpmiddelen voor thoraxcompressie bieden wellicht

enkele voordelen tegenover manuele compressies.

 

De geautomatiseerde CPR met ononderbroken thoraxcompressie reduceert

vermoeidheid bij de hulpverlener en individuele variaties of psychologische factoren bij

reanimatie worden weggenomen. Er is eveneens geen behoefte meer om elke twee

minuten te wisselen van CPR-aanbieders. Hulpverleners worden zo vrijgemaakt om zich

te concentreren op andere belangrijke levensreddende handelingen zoals ventilatie,

medicatie en defibrillatie. Dit alles leidt tot een toenemende focus op behandeling van

een circulatiestilstand waardoor er een hoger slaagpercentage van de reanimatie kan

worden bereikt.

Download scriptie (1.32 MB)
Universiteit of Hogeschool
AP Hogeschool Antwerpen
Thesis jaar
2014
Promotor(en)
Geert Briers
Thema('s)