Eine vergleichende Untersuchung über das Ausländerrecht in Belgien und Deutschland.

Femke
Uitterhaegen

Het Beloofde Land

 

Jaarlijks trekken honderdduizenden migranten naar Europa: voor hun werk, voor hun studie of uit vrees voor vervolging.  Daarbij behoren België en Duitsland tot de populairste staten, met een centrale ligging, een goede economie en een liberale grondwet.  De nieuwe inwoners hopen hier een beter leven op te bouwen voor zichzelf en hun familie.  Maar daarvoor moeten ze eerst de nodige papieren aanvragen en vaak lange procedures doorlopen.  Elke vreemdeling komt vroeg of laat in aanraking met de vreemdelingenwet en tal van andere verdragen en overeenkomsten.  Wat is nu het Beloofde Land: België of Duitsland?  Welk land heeft de grootste aantrekkingskracht?  Waar krijgen vreemdelingen de meeste rechten?  En welke rol speelt de Europese Unie?

 

In de Europese rangschikking haalt Duitsland veruit de hoogste migratiecijfers van alle EU-lidstaten.  In 2002 werd het de nieuwe thuisbasis van maar liefst meer dan 842.000 migranten.  Groot-Brittannië is misschien enigszins verrassend pas tweede en ons kleine landje komt toch nog op een verdienstelijke negende plaats.  Bekijken we het aandeel van de migranten in de totale bevolking, dan blijkt dat ook hier Duitsland met 8,9% iets beter scoort dan België, dat met zijn 8,2% net na Groot-Brittannië komt. 

 

Zoals overal ter wereld kent ook de migratie naar Europa een lang verleden en vaak herkennen we in de huidige migratiecijfers historische patronen.  Denk maar aan de vele Marokkanen, Tunesiërs en Algerijnen in Frankrijk, terwijl het in Groot-Brittannië veeleer Indiërs, Pakistanen en Bengalezen zijn die het straatbeeld kleuren.  In Duitsland zijn dan weer de zogenaamde Aussiedler uit Oost-Europa de omvangrijkste groep.  Die Duitstalige emigranten kwamen eind van de jaren ’80 massaal naar hun oude vaderland terug en maken vandaag zelfs 22% van de totale migrantenbevolking uit.  De sterke aanwezigheid van Italianen in België brengt ons dan weer terug naar de jaren ’50, toen zij massaal werden aangeworven als steenkoolarbeiders. 

 

Zoals reeds vermeld komt elke vreemdeling in aanraking met de vreemdelingen-wetgeving, ongeacht of hij voor een korte of een lange periode in het land wenst te verblijven.  Het verblijf van migranten die binnen de Europese Unie reizen, wordt echter bijna volledig Europees geregeld.  Ongeacht of een Italiaan in België of Duitsland komt wonen, hij wordt onderworpen aan de rechtsregels van de Europese Unie.  Voor migranten uit derde staten daarentegen wordt het verblijf vooral nationaal geregeld.   België en Duitsland beslissen dus zelf over de toelating en het verblijf van niet-EU-onderdanen op hun grondgebied.  De EU-lidstaten maken zich ondertussen wel klaar voor een Europees asiel- en migratiebeleid, dat ten vroegste op 1 november 2006 in werking kan treden.  De kernpunten van dat beleid zijn o.a. eenzelfde statuut voor asielzoekers in alle lidstaten, gemeenschappelijke asiel-procedures, een betere integratie van vreemdelingen met legaal verblijf en een versnelde procedure bij uitwijzing van illegalen.

 

Maar waar zijn vreemdelingen van buiten de EU nu het meest welkom en waar gelden de strengste voorwaarden, in België of in Duitsland?  Voor de toegang tot het grondgebied worden in beide staten dezelfde regels toegepast, die voor het hele Schengengebied gelden.  De vreemdeling moet op het moment dat hij de Belgische of Duitse grens oversteekt een geldig paspoort met reisvisum op zak hebben, over voldoende middelen beschikken om zijn verblijf zelf te financieren en het doel van zijn verblijf kenbaar maken.

 

Verder hangt het ervan af hoelang de vreemdeling in het land wenst te verblijven.  Voor een verblijf van hooguit drie maanden zal hij het visum type C moeten aanvragen – ook wel het toeristenvisum genoemd.  Met dat visum mag de vreemdeling ook in de andere Schengenstaten verblijven.  Wie echter een verblijf van meer dan drie maanden voor ogen heeft, kan met zijn visum type D enkel in het land verblijven dat hem het visum heeft verleend.  Het visum wordt meestal aangevraagd bij de Belgische of Duitse ambassade in het buitenland, waarna de overheid onderzoekt of de vreemdeling voldoet aan de voorwaarden voor een machtiging tot verblijf.  Gezinsherenigers hebben evenwel recht op een verblijf van meer dan drie maanden en hoeven dus geen aanvraag in te dienen.  Omwille van de misbruiken bij de procedure (de problematiek van de schijnhuwelijken) is de Belgische overheid zich strenger gaan opstellen op het gebied van gezinshereniging.  Daartegenover staat dat ze ook heeft voorzien in een verblijfsregeling voor de buitenlandse partners in een duurzame relatie.  Die regeling wordt in Duitsland nog niet toegepast.

 

Begin van de jaren ’70 hebben veel West-Europese staten, waaronder ook België en Duitsland, een migratiestop doorgevoerd, die vandaag nog steeds van kracht is.  Met die maatregel willen de betrokken staten de aanwerving van niet-EU-onderdanen op de Europese arbeidsmarkt beperken. Sindsdien is voor die categorie van vreemdelingen gezinshereniging vaak de enige mogelijkheid om hier legaal te verblijven.  Echtgenoten en kinderen hebben het recht zich bij hun familie in België of Duitsland te voegen.  Bij kinderen is de leeftijd doorslaggevend: In België hebben ze tot de leeftijd van 18 jaar recht op gezinshereniging, in Duitsland slechts tot de leeftijd van 16 jaar, met uitzondering van kinderen van erkende vluchtelingen.  In België geldt dan weer een strengere regeling voor vreemdelingen van de tweede en daarop volgende generaties.  Op basis van het verbod van cascade mag een vreemdeling die zelf in het kader van gezinshereniging naar België is gekomen zijn eigen kinderen of echtgeno(o)t(e) niet naar hier kan laten komen op grond van gezinshereniging.  In Duitsland bestaat die mogelijkheid wel indien de vreemdeling in kwestie over een permanente verblijfs-vergunning beschikt, meerderjarig is en sinds acht jaar in Duitsland woont.

 

Duitsland telt dan wel de meeste vreemdelingen, België scoort beter in het verlenen van permanente verblijfsvergunningen.  Het verschil ligt vooral in het recht op permanent verblijf voor echtgenoten en kinderen van vreemdelingen met een permanente verblijfsvergunning.  In België krijgen ze dat recht zes maanden na de inschrijving in het vreemdelingenregister.  In Duitsland moeten echtgenoten daar drie jaar op wachten, kinderen vijf jaar.

 

Wat is nu het beloofde land?  In de eerste plaats blijkt dat het vreemdelingenrecht in beide EU-lidstaten sterk wordt beïnvloed door het Europese recht, waardoor de rechtssystemen vooral veel gelijkenissen vertonen.  Verder kennen beide staten gunstige en minder gunstige regelingen en valt moeilijk uit te maken waar vreemdelingen nu het meest welkom zijn.  In elk geval is duidelijk dat België en Duitsland nog altijd belangrijke migratielanden zijn met een grote aantrekkingskracht.  Anderzijds worden wel alsmaar meer beperkingen doorgevoerd en wordt het voor niet-EU-onderdanen steeds moeilijker om de nodige papieren in handen te krijgen.  De verregaande europeanisering van het vreemdelingenrecht speelt daarin een niet onbelangrijke rol, maar ook vreemdelingen-haat en xenofobie zijn een niet te verwaarlozen factor.  Vooral asielzoekers staan wel eens voor gesloten deuren en het is vooral voor hen bang afwachten wat de toekomst  zal brengen.

 

Femke Uitterhaegen

Download scriptie (1.51 MB)
Universiteit of Hogeschool
Hogeschool Gent
Thesis jaar
2005