Is er nood aan een algemene wettelijke regeling met betrekking tot de contractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken?

Nikki
Vermeylen

Krachtens artikel 1384, lid 1 Burgerlijk wetboek is men aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zaken die men onder zijn bewaring heeft. Maar wat als één van de contractspartijen schade veroorzaakt door een gebrekkige zaak? Het Belgische recht heeft vandaag de dag geen algemene wettelijke regeling met betrekking tot de contractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken. Hierdoor heerst er veel rechtsonzekerheid. De centrale onderzoeksvraag luidt: “Is er nood aan een algemene wettelijke regeling met betrekking tot de contractuele aansprakelijkheid?”

Allereerst dient er te worden  achterhaald waartoe de schuldenaar zich precies verbonden heeft,  wat de exacte draagwijdte van zijn verbintenis is. In het Belgische verbintenissenrecht maken we een onderscheid tussen enerzijds inspanningsverbintenissen, en anderzijds resultaatsverbintenissen. Dit onderscheidt houdt verband met de intensiteit van de prestatie waartoe de schuldenaar gehouden is en vervolgens met het resultaat dat mag worden verwacht. Een toetsing aan het criterium van de goede huisvader zal bij een resultaatsverbintenis niet plaatsvinden. Bij een inspanningsverbintenis verbindt de schuldenaar zich ertoe de nodige inspanningen te leveren met het oog op het bereiken van het gewenste resultaat. Het belang van het onderscheid tussen beide verbintenissen situeert zich op het vlak van de draagwijdte en inzake de bewijslast.

Een gebrekkige zaak komt voor in twee verschillende hypotheses: enerzijds is de gebrekkige zaak het voorwerp van de verbintenis, anderzijds wordt de gebrekkige zaak gebruikt ter uitvoering van de verbintenis.  Beide hypotheses reiken vandaag de dag aan de slachtoffers een andere juridische oplossing aan. Desondanks er een algemene wettelijke regeling ontbreekt kunnen slachtoffers vandaag de dag zich wel beroepen op diverse aansprakelijkheidsregelingen.

Het is dan ook van belang om even stil te staan bij de lege lata, om dan vervolgens uit te maken of deze een afdoende bescherming bieden.

Wanneer een gebrekkige zaak het voorwerp is van een verbintenis, kan de benadeelde zich beroepen op het recht tot vrijwaring van verborgen gebreken. Vandaag de dag is het kooprecht wel niet meer terug te brengen tot een enkele regeling in het Burgerlijk wetboek. Naast de algemene doorwerking van consumentenwetgeving, heeft het kooprecht zich onder invloed van Europees en internationaal recht uitgebreid met specifieke deelregelingen. Vervolgens kan een benadeelde van een ondeugdelijke zaak zich eventueel, naast de gemeenrechtelijke koop, zich ook beroepen op bijzondere regimes, o.m. de Wet Productaansprakelijkheid, de Wet Consumentenkoop en het Weens Koopverdrag.

Uit onderzoek blijkt dat het geen sinecure is om uit te maken welke regelingen, in welke verhoudingen, van toepassing zijn. Bovendien vormt het kluwen aan de verschillende juridische regelingen geen logisch geheel. Sommige verhouden zich tot elkaar als lex specialis en lex generalis. Andere regelingen zijn dan weer parallel van toepassing. Bovenstaande regelingen zullen vaak geen goede oplossing bieden. Het probleem bij artikel 1641 e.v. is dat er een korte termijn geldt voor het instellen van uw rechtsvordering, maar wat is een korte termijn? Dit begrip werd niet nader gedefinieerd door de wetgever waardoor de rechter dit, rekening houdend met de omstandigheden, zal moeten invullen. Bij de Wet Productaansprakelijkheid gelden er ook diverse voorwaarden en een dubbele verjaringstermijn.

Niet alleen kunnen slachtoffers door de hoge bomen het bos niet meer zien door de verschillende regelingen, maar ook hanteren deze regelingen verschillende voorwaarden, termijnen, remedies, etc. Duidelijkheid is dus des te meer gewenst. Een algemene wettelijke regeling dat van toepassing kan zijn op diverse overeenkomsten is meer dan welkom.

Wanneer een gebrekkige zaak wordt gebruikt ter uitvoering van de verbintenis zijn er verschillende hypotheses. De belangrijkste hypothese gaat over het feit dat de schuldenaar de gebrekkige zaak aanwendt voor de uitvoering van zijn verbintenis, maar de zaak niet in eigendom overdraagt, bv. een leerling die schade oploopt door een defecte hoepel in het school te gebruiken. Met betrekking tot deze hypothese is de rechtsleer sterk verdeeld over welk aansprakelijkheidsregime hierop van toepassing is: de algemene regeling, een risicoaansprakelijkheid of een veiligheidsverbintenis?

Binnen de algemene regeling zijn er twee strekkingen: enerzijds verdedigt een deel van de rechtsleer de toepassing van de contractuele aansprakelijkheid voor eigen gedrag, en anderzijds verdedigen andere auteurs de toepassing van de vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken. Uit onderzoek blijkt dat beide oplossingen niet efficiënt zijn.

Een andere strekking opteert voor de invoering van een risicoaansprakelijkheid. Dit houdt in dat wanneer een schuldenaar een gebrekkige zaak gebruikt, hij een risico creëert en vervolgens  voor de daaruit volgende schade zal moeten instaan. De aansprakelijkheid van de schuldenaar in casu hangt niet af van het begrip “fout”, maar omwille van zijn hoedanigheid. Bijgevolg is de fout in hoofde van de schuldenaar irrelevant en dient deze ook niet bewezen te worden. De verweermiddelen van de schuldenaar zijn bovendien zeer beperkt. Hij kan zich enkel bevrijden indien hij kan aantonen dat de voorwaarden niet voldaan zijn. Indien we kijken naar Nederland, stellen we vast dat zij hiervoor een goede inspiratiebron zijn. Zij hebben via het artikel 6:77 NBW een risicoaansprakelijkheid ingevoerd.

Tot slot is er een strekking die voor de invoering van een veiligheidsverbintenis, op grond van art. 1135 BW, opteert. Over de aard van deze verbintenis bestaat er evenwel enige onzekerheid, waar het aleatoir karakter een beslissende rol speelt. De schuldenaar kan zich bevrijden bij het aantonen van een vreemde oorzaak. Indien we kijken naar Frankrijk stellen we vast dat de Franse rechtspraak voor dit pad heeft gekozen.

Bij de herziening van het Belgische verbintenissenrecht wordt  in Boek VI het nieuw artikel 5.304 NBW ingevoerd. Dit artikel voorziet een algemene wettelijke regeling en kiest voor de invoering van een resultaatsverbintenis bij de contractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken. Hoewel dit al een stap vooruit is, had mijn inziens de wetgever voor een risicoaansprakelijkheid moeten kiezen. Men opteert voor een aansprakelijkheid wegens het schenden van een resultaatsverbintenis om makkelijker de aansprakelijkheid te kunnen vestigen, maar geeft intussen ook een uitweg voor dan toch niet aansprakelijk te kunnen worden gesteld. Het feit dat een gebrek niet te voorkomen of te voorzien was is niet afdoende. Bijgevolg zullen hier dan ook eindeloze discussies over gevoerd worden. Indien iemand ervoor kiest om met bepaalde hulpzaken te werken, dient hij of zij mijn inziens ook het risico hiervan te dragen.

Download scriptie (717.18 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
Thierry Vansweevelt