Ervaringen van ex-OKAN-leerlingen in het secundair onderwijs.

Benedicte
Vanblaere

 

Verhalen van nieuwkomers over hun schoolloopbaan in het Vlaams secundair onderwijs

Ik dacht eerste keer als ik in België kwam: “Oh my gosh, wa is da.”. Ik ga tegen mijzelf: “Ik ga da [Nederlands] echt nooit leren.” (Ali, 15 jaar, 2A).

Om nieuwkomers zoals Ali te helpen snel Nederlands te leren, kunnen jongeren terecht in OKAN voor een intensief taalbad. Nadien stromen ze door naar het gewone secundair onderwijs. De masterproef van Bénédicte Vanblaere zoomt in op de verhalen van negen jongeren die allen de OKAN-klas gevolgd hebben en nu reeds enkele jaren schoollopen in het gewoon secundair onderwijs. Dit onderzoek is opgebouwd rond drie kernvragen, namelijk (1) Wat helpt deze leerlingen tijdens het eerste jaar na OKAN en wat zorgt voor problemen?, (2) Hoe evolueert dit naarmate de jongeren de OKAN langere tijd hebben verlaten?, en (3) Wat had beter gekund in zowel het OKAN-onderwijs als het gewone onderwijs?

OKAN?

De term “OKAN” staat voor “Onthaalklas Anderstalige NieuwKomers” en wordt ook frequent aangeduid als kortweg “onthaalklas”. Deze onthaalklassen richten zich op anderstalige jongeren die nieuw zijn in België en onvoldoende Nederlands kunnen om onmiddellijk naar een gewone secundaire school te gaan. De afgelopen schooljaren volgden een 2500-tal leerlingen OKAN-onderwijs, verspreid in scholen over heel Vlaanderen. Men tracht de leerlingen gedurende ongeveer één schooljaar zoveel mogelijk Nederlands te leren. Na OKAN gaat de leerling door naar een studiejaar en –richting in het secundair onderwijs die op alle vlakken zoveel mogelijk bij hem of haar past.

Onderzoek naar de loopbaan na OKAN

In Vlaanderen is tot op heden nog maar weinig specifiek onderzoek verricht naar de verdere schoolloopbaan van deze ex-OKAN-leerlingen. Zowat alle beschikbare rapporten baseren zich op het cijfermateriaal uit een studie van Sterckx (2006), die een eerder pessimistisch beeld brengt. Zo zijn nieuwkomers tijdens hun schoolloopbaan ondervertegenwoordigd in het ASO en gaan ze veel vaker dan gemiddeld naar het BSO of het deeltijds en buitengewoon secundair onderwijs. Ook in de statistieken van zittenblijven en het verlaten van de schoolbanken zonder diploma zijn ex-OKAN-leerlingen vaker terug te vinden dan bij de gemiddelde Vlaamse leerling. Een ruime groep nationale en internationale onderzoekers zocht naar verklaringen voor dit, overigens zeker niet typisch Vlaams, fenomeen. Een breed veld aan invloeden wordt naar voren geschoven, onder andere kenmerken van de school, het gezin, vrienden en de leerling zelf. Één invalshoek wordt echter regelmatig onderbelicht in onderzoek: de mening van leerlingen over wat hun schoolloopbaan beïnvloedt. De belevenis van ex-OKAN-leerlingen werd het uitgangspunt van de masterproef van Bénédicte Vanblaere, vanuit het idee dat dit een interessante toevoeging vormt aan het bestaande onderzoek. Voor deze studie werden negen leerlingen die drie tot zes jaar geleden les volgden in een OKAN-school in Sint-Niklaas diepgaand geïnterviewd. De leerlingen werden bewust zeer divers gekozen, zowel naar land van herkomst als schoolloopbaan en schoolsucces.

Eerste jaar na OKAN

Wat blijkt uit de getuigenissen van de negen ex-OKAN-leerlingen? Algemeen zijn vier categorieën aan invloeden op schoolloopbanen terug te vinden, namelijk taalbeheersing, concrete ondersteuning, emotionele ondersteuning en kenmerken van de leerling. Hierop kunnen de school, het gezin, klasgenoten en de leerling telkens een positieve dan wel negatieve invloed hebben.

Tijdens het eerste jaar in het gewone onderwijs ervoer iedereen in mindere of meerdere mate problemen met de Nederlandse taal. Voor enkelen was nog alles moeilijk en overheersten deze problemen hun schooljaar, bij anderen was de impact minder fundamenteel.

Eerste jaar da was ni zo goe. Ik begrijp bijna niks, da was heel moeilijk [Mikael, 17, deeltijds onderwijs].

Bij alle ex-OKAN-leerlingen hield men op school rekening met deze taalproblematiek en met het gebrek aan voorkennis voor sommige vakken. Voor welke vakken en hoe intensief de leerling geholpen werd, bleek sterk te variëren, maar de meesten voelden zich voldoende gesteund door onder andere aangepaste evaluatie, het gebruik van een vertalend woordenboek, bijlessen, hulp van klasgenoten of bemoedigende woorden. Ook de huiswerkbegeleiding vanuit OKAN werd geapprecieerd. Enkele leerlingen gaven toe beschaamd te zijn wanneer ze hulp moesten vragen. De meeste leerlingen voelden zich ondanks het vaak aanwezige leeftijdsverschil goed in hun klas en Nederlands praten met medeleerlingen of thuis bleek te helpen om het verder onder de knie te krijgen. Hulp met huiswerk of studeren kregen de leerlingen vaak van oudere broers of zussen, eerder dan van ouders. Alle ouders bleken onderwijs heel belangrijk te vinden en meestal werd deze mening door de ex-OKAN-leerling overgenomen.

Ja, ze [ouders] zeggen dat da heel belangrijk is en als jij geen diploma hebt da gij nergens terecht kunt en zo van die dingskes. Dus ze vinden da heel belangrijk [Anisa, 19,  TSO].

Interesse hebben in de lesmaterie, alsook tijd investeren in schoolgerelateerd gedrag, bleek ook een positieve invloed te hebben op de schoolresultaten van de ex-onthaalklassers.

Latere jaren na OKAN

Alle ex-OKAN-leerlingen oordelen dat hun kennis van het Nederlands doorheen de jaren veel verbeterde. Alle leerlingen bereikten ergens tussen het tweede en het vierde jaar na OKAN een punt waarop ze vonden dat het Nederlands niet meer belemmerend was om mee te kunnen op school. Ze waren van oordeel dat vanaf dan geen speciale maatregelen meer dienden getroffen te worden en wilden gelijk aan hun klasgenoten behandeld worden. Bijgevolg was er een grote variatie merkbaar in de concrete ondersteuning die men nog kreeg en lukte het de leerkrachten niet steeds om de hulp af te stemmen op het individu.

Nee, nee, want nu is een beetje raar als zij da [hulp geven] doen, vind ik . Ja, ik weet ni. Nu is ‘t wa raar om speciaal te doen. Ik vind da, da ik nu zelf wa moe doen [Maria, 17, 4 TSO, heden].

De klasgenoten van ex-OKAN-leerlingen bleven een belangrijke hulpbron, maar niet frequenter dan leerlingen onderling dit waren. De concrete ondersteuning van broers of zussen vervaagde, terwijl de aanmoediging van de ouders meestal behouden bleef.

De leerlingen deden slechts zeer beperkte suggesties voor verbeteringen, waardoor er mag vanuit gegaan worden dat men in het onderzochte OKAN- en vervolgonderwijs op de goede weg is!

Download scriptie (1.97 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2012