Et post in Flandriam? De Zwarte Dood in het graafschap Vlaanderen (1349-1350): een kritische benadering van het bestaande onderzoek en enkele nieuwe pistes

Jan
Vandeburie

 

De Pest in middeleeuws Vlaanderen
 
De eerste pestepidemie of ‘Zwarte Dood’ die Europa teisterde in het midden van de 14e eeuw had een nooit geziene bevolkingssterfte tot gevolg. Gemiddeld één derde van de toenmalige Europese bevolking bezweek aan de ziekte die werd voorafgegaan door aanhoudende hongersnoden met een verminderde weerstand onder de bevolking tot gevolg. In sommige regio’s in Engeland en Italië stierf meer dan de helft van de bevolking en volledig uitgeroeide spookdorpen waren er schering en inslag. Hoewel de epidemie een natuurlijke oplossing was om het evenwicht tussen de bevolking en het beschikbare voedsel terug te herstellen, had het plotse verdwijnen van een groot deel van de bevolking uiteraard rampzalige gevolgen voor de middeleeuwse maatschappij. Niet alleen op economisch vlak, maar ook op cultureel, religieus en psychologisch vlak had de dagelijkse confrontatie met de dood onvermijdelijk consequenties.
 
Toen ik aan de zoektocht naar een uitdagend en interessant onderwerp voor mijn masterproef begon, bleek het intrigerend dat men volledige bibliotheken kan vullen met studies over de Zwarte Dood in Europa, maar dat er blijkbaar slechts een handvol artikelen voorhanden zijn over de eerste pestepidemie in het middeleeuwse graafschap Vlaanderen, met name het huidige gebied van West- en Oost-Vlaanderen samen met Frans-Vlaanderen. De oorzaak hiervan is het ontbreken van bronnen die getuigen over de epidemie. Terwijl middeleeuwse kronieken in buurlanden als Engeland en Frankrijk uitpuilen van verwijzingen naar deze ramp, moeten we ons in Vlaanderen behelpen met onrechtstreekse bronnen die wijzen op bijvoorbeeld een plotse daling van de bevolking of opvallende fluctuaties in prijzen. Daarbij rijst de moeilijkheid dat hiervoor seriële bronnen nodig zijn, met andere woorden, bronnen die ononderbroken gegevens aanbrengen over een periode van meerdere jaren. Gezien de massale internationale belangstelling voor de Black Death, vooral in de Angelsaksische wereld, leek het mij een uitdaging een nederige poging te ondernemen om een bijdrage te leveren aan dit internationaal onderzoek. Het was de ideale gelegenheid om de theoretische en praktische kennis die ik in de loop van mijn opleiding heb verworven, toe te passen in een onderzoek waarvan de eventuele resultaten echt een meerwaarde kunnen betekenen voor huidig en toekomstig historisch onderzoek. Dat het onderwerp ook buiten academische kringen actueel blijft is niet verbazingwekkend gezien de huidige wereldwijde heisa omtrent de Mexicaanse griep en andere zogenaamde pandemieën. Ook de te volgen werkwijze voor dit onderzoek bleek een uitdaging. In plaats van het onderzoek te beperken tot één enkele enkele stad of regio binnen het graafschap Vlaanderen, leek het mij beter om op verschillende plaatsen aanwijzingen te zoeken. Op die manier was het mogelijk om meer algemene, en niet louter plaatselijke, besluiten te trekken voor het graafschap Vlaanderen. Mijn ‘missie’ bestond erin op zoek te gaan naar ‘nieuwe’ bronnen in archieven met betrekking tot de belangrijkste steden van het veertiende-eeuwse Vlaanderen (Gent, Brugge, Ieper, Kortrijk en Oudenaarde). In de tweede plaats werden de reeds onderzochte bronnen naast elkaar gelegd, kritisch geëvalueerd, en waar mogelijk geherinterpreteerd aan de hand van de huidige stand van het onderzoek.
 
Het was reeds in de jaren ‘80 duidelijk geworden dat de stellingname van de Vlaamse historicus Van Werveke, die vanuit het ontbreken van bronnen concludeerde dat de Zwarte Dood slechts een geringe impact had in de regio, niet meer kon behouden worden. Latere historici zoals Maréchal, Blockmans, Thoen en Devos hebben met hun studies aangetoond dat er wel degelijk sprake was van een redelijke impact van deze eerste epidemie. Zij hielden het echter nog altijd op een vrij lage mortaliteit in vergelijking met andere regio’s en zagen vooral een grote sterfte in het graafschap Vlaanderen bij de terugkerende golven van de ziekte, de zogenaamde echo-epidemieën, die volgden op de eerste epidemie. Naast enkele opmerkelijke gegevens in de poortersboeken van Oudenaarde, die wezen op een abnormale sterfte onder de inwoners, en een synthese over de verschillende aanwijzingen inzake de flagellanten of geselaars die massaal door de streek trokken, bracht het onderzoek enkele zeer opmerkelijke bronnen aan het licht. Door een gedetailleerd onderzoek naar de lijfrentes die het Brugse Sint-Janshospitaal moest betalen aan haar investeerders zolang zij leefden, en naar de Ieperse ‘issue’, of stadsbelastingen die moesten betaald worden bij overlijden, kon er vastgesteld worden dat de Zwarte Dood een grotere impact had dan gedacht. Als we al de cijfergegevens van de oude en nieuwe bronnen samenbrachten, kwamen we op een gemiddelde mortaliteit van ongeveer 27,4 procent voor het graafschap Vlaanderen tijdens de epidemiejaren. Indien we hierbij de ongeveer 3000 geselaars in acht nemen die het graafschap doorkruisten in augustus en september 1349 en rekening houden met enkele andere aanwijzingen, kunnen we niet meer vasthouden aan de stelling dat de regio veel minder getroffen werd door de epidemie dan andere streken in Europa. Gezien het Europees gemiddelde op ongeveer 30 procent van de bevolking lag, zouden we de impact van de Zwarte Dood in het graafschap Vlaanderen kunnen laten overeenstemmen met de gemiddelde sterftecijfers in zwaar getroffen landen zoals Italië, Spanje, Frankrijk en Engeland.
 
Voor verder onderzoek naar deze donkere bladzijden uit onze geschiedenis is uiteraard het ontsluiten van archieven op zoek naar nog onbekende bronnen zeer belangrijk. Ook de inbreng van hulpwetenschappen en interdisciplinair onderzoek is van grote waarde. Andere wetenschappen zoals de medische, biologische en archeologische wetenschap kunnen eveneens hun steentje bijdragen tot het onderzoek Daarbij mag zich ook niet blindstaren op het bronnenmateriaal in de eigen archieven. Belangrijke gegevens voor het onderzoek kunnen ook gevonden worden in buitenlandse bronnen en archieven. Tenslotte vestig ik graag de aandacht op de woorden van de onsterfelijke historicus Leopold von Ranke die het archief vergelijkt met zijn minnares en waarbij hij de scheppende vader is. Als geschiedkundige is één van de aangenaamste en spannendste opdrachten de zoektocht naar de bronnen. Als er dan belangrijke vondsten ontdekt kunnen worden, is de vreugde compleet.
 
Jan Vandeburie

Download scriptie (18.13 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2009
Thema('s)