Europese FTT onder versterkte samenwerking: realiteit of utopie?

Glenn
Van den Brande

Europese Financial Transaction Tax onder versterkte samenwerking: realiteit of utopie?

  1. Probleemstelling en onderzoeksvraag

In 2008 gaat Lehman brothers failliet, hetgeen een wereldwijde financiële-en economische crisis veroorzaakt.Naar aanleiding van de G-20 top in 2010 stelt het Internationaal Monetair Fonds (IMF) een verslag op waarin voorgesteld wordt de financiële instellingen over de gehele wereld een eerlijke en substantiële bijdrage te laten betalen aan de maatschappij (IMF, 2010, p.1).

Op de bijeenkomst in Canada (2010) aanvaarden de G-20 leden, waaronder de Europese Unie, verscheidene herstel- en hervormingsmaatregelen als antwoord op de aanhoudende economische crisis (G-20, par. 5). De invulling daarvan door de lidstaten is geheel vrijblijvend, al ligt het voor de hand dat de voorstellen van het IMF als een leidraad dienen.

Naar aanleiding van het akkoord in de G-20 kreeg de Europese Commissie de opdracht via Europees president Herman van Rompuy om analyses uit te voeren naar de haalbaarheid van een gemeenschappelijke transactietaks binnen de Europese Unie (Europese Commissie, 2013a, p.1). Dit leidde tot een voorstel tot richtlijn voor een gezamenlijke transactietaks op 28 september 2011 (Europese Commissie, 2013a, p.1).

Om tot invoering van de FTT te komen diende de communautaire onderhandelingsmethode toegepast. Hierdoor waren goedkeuringen van het Parlement en het Economische en Sociaal Comité noodzakelijk. Na positieve adviezen van deze organen diende de Raad unaniem tot een besluit te komen. Echter de besprekingen in de ECOFIN-raad bleven aanslepen en na de besprekingen van midden 2012 werd duidelijk dat er geen unanieme overeenkomst tot stand zou komen om het voorstel van richtlijn te aanvaarden.

Echter op verzoek van enkele lidstaten werd een alternatief gelanceerd. De taks zou enkel in deze landen geheven worden die dit wilden en dit via de procedure van versterkte samenwerking. Het originele voorstel werd aangepast en de onderhandelingen beginnen tussen de lidstaten die de FTT willen invoeren. (Europese Commissie, 2013a,p.1).

Gelet op de moeilijkheid van de materie verlopen deze onderhandelingen uiterst moeizaam en laat een akkoord op zich wachten. Ondertussen zijn verscheidene landen reeds gestart met het invoeren van een belasting op de financiële sector.

 

  1. Bevindingen en besluiten

Het is goed dat een FTT door Europa wordt voorgesteld. Het maakt een brede toepassing van de AAA-benadering mogelijk. De harmonisering van de kapitaalmarkt zorgt dan weer voor de rechtvaardiging van een Europees optreden. Hier moet  wel vermeld worden dat de reeds bestaande nationale wetgeving eerder de uitzondering dan de regel is. Het maakt de noodzaak van Europese actie des te duidelijker.

Aan het eigenlijke voorstel kan een falen niet toegeschreven worden. Alle ingrediënten zijn aanwezig om aan de voorziene objectieven te voldoen. De vereiste is de toepassing van het AAA-principe. Alle actoren, alle producten en alle markten dienen belast te worden.

Aan belastingmodaliteiten van afgeleide producten dient specifieke aandacht besteed te worden. Vooral de belastbare waarde ervan is cruciaal.

De Commissie heeft de mogelijkheid specifiek te taxeren, naar speculatief handelen nagelaten, toe te passen. Nu worden zowel goede als slechte verhandelingen getaxeerd.

Na het uitvoeren van een vergelijkende studie naar de verschillen tussen nationale wetgevingen en het voorstel, kan gesteld worden dat nog veel landen een afwachtende houding aannemen. De reeds genomen initiatieven verschillen niet gigantisch van elkaar. Ten opzichte van het voorstel is er wel een weg af te leggen. Er worden  te weinig producten, te weinig actoren en te weinig markten belast. Men lijkt voor een stapsgewijze invoering te kiezen.

Het voorstel kan echter nog worden gewijzigd door de landen van de versterkte samenwerking. De door de Commissie voorgestelde aanpassingsmogelijkheden liggen in lijn met wat ander academisch werk voorschrijft. De Commissie blijft vasthouden aan een strakke en brede belasting. Zo weinig als mogelijk actoren en producten worden van belasting vrijgesteld.

Daarnaast blijkt de Commissie ondanks het sterk uitgebouwde voorstel over enige realiteitszin te beschikken. Getuige de doordachte uitwerking van een stapsgewijze invoering van het voorstel. Via gevoerde diepte-interviews zouden de huidige onderhandelingen zich nu net rond deze punten afspelen. Wat ook ineens duidelijk maakt dat deze onderhandelingen nog een hele weg te gaan hebben. Dit blijkt ook uit het verstrijken van het ultimatum van begin 2013.

De bal ligt echter in het kamp van de versterkte samenwerking, zolang zij geen overeenstemming vinden blijft een invoering uit. De Commissie verwacht een consensus tegen het einde van 2014. De slaagkansen zullen afhangen van de bereidwilligheid van stuwende krachten Frankrijk, Italië en Duitsland.Het doorzettingsvermogen van Italië als Commissie voorzitter speelt hierbij ook zeker een rol

Wordt een consensus confrom Commissie criteria voor eind 2014 bereikt,is vervolgens de uitspraak van het Hof van Justitie een doorslaggevende factor. Bevinden zij het uitgifteprincipe legaal. Dan ligt de weg voor een FTT (light) open. De taks kan ten vroegste vanaf 2016 operationeel zijn.

Vervolgens zal het leereffect uitmaken of deze nauwe FTT kan uitgroeien tot een brede FTT. Extra deelnemers zijn hierbij welkom, maar niet noodzakelijk. Het antwoord op mijn centrale onderzoeksvraag luidt bijgevolg : Een FTT onder versterkte samenwerking lijkt utopisch maar bevat een gezonde portie realisme.

Download scriptie (1.61 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2014