Waar vaart 't kofschip heen?

Judit
De Vilder

Wetenschappelijk gezien bestaan er geen harde bewijzen van een dalend niveau rond spelling en grammatica. Dat zei minister van onderwijs Hilde Crevits in 2016 in Knack. Concreet had de minister het over het Nederlands. Over het niveau van spelling en grammatica dat zogezegd erg afneemt de laatste jaren. “Ze kunnen niet meer spellen”, hoor je wel eens, “ze snappen de dt-regels niet en kunnen in een zin de persoonsvorm niet van het onderwerp onderscheiden”. Het is de mening van heel wat mensen uit het onderwijsveld, zoals bijvoorbeeld leerkrachten Nederlands. Tot noch toe bleef het echter bij een ‘mening’, een perceptie. Het niveau van het Nederlands van jongeren lijkt te dalen, maar we kunnen het niet bewijzen. Maar daar komt nu verandering in.

 

Tien jaar geleden, in 2008, werd het niveau Nederlands van leerlingen al eens getest. Onderzoekster Valerie Van Vooren testte toen namelijk laatstejaarsleerlingen van zowel Vlaamse als Nederlandse middelbare scholen. Die leerlingen moesten woorden en werkwoorden spellen, woordsoorten benoemen en zinnen ontleden. De scores die de leerlingen toen behaalden bleken niet al te best. Ondermaats, als je bedenkt dat de test volledig conform was met de eindtermen voor het vak Nederlands.

 

Maar goed, met één test kan je misschien wel aantonen dat leerlingen slecht scoren voor spelling en grammatica, maar je kan niet bewijzen dat hun niveau daalt. Daarom werd het onderzoek van 2008 nu herhaald. In 2018, tien jaar later. In dezelfde Vlaamse en Nederlandse scholen werden laatstejaarsleerlingen getest op hun kennis, met dezelfde test als tien jaar geleden. Alleen zo kan je bepalen hoe het spelling- en grammaticaniveau van leerlingen geëvolueerd is. 

 

Die evolutie blijkt een devolutie. In 2018 blijkt dat de spelling- en grammaticakennis van de laatstejaarsleerlingen na tien jaar wel degelijk achteruitgegaan is. De perceptie van leerkrachten en onderwijsmensen is bij deze bewezen. Concreet bestond de test in zowel 2008 als in 2018 uit een onderdeel spelling en een onderdeel grammatica. Voor spelling moesten leerlingen woorden verbeteren –al dan niet correct gespeld– en werkwoorden juist vervoegen (de zogenaamde “dt-regel” toepassen). Onder het deeltje grammatica viel dan weer een oefening rond woordsoorten en een oefening rond zinsontleding. Naast de verschillende testonderdelen werden de leerlingen ook onderverdeeld in categorieën: jongens en meisjes, leerlingen die een klassieke taal (Latijn of Grieks) studeren en leerlingen die dat niet doen, leerlingen uit athenea en colleges en leerlingen uit Vlaanderen (aso) en Nederland (vwo).

 

Concreet is de kennis van spelling licht gedaald. Die van grammatica zeer sterk. Waar in 2008 de meeste categorieën van leerlingen nog slaagden voor de test –hoewel soms nipt– zijn veel leerlingen in 2018 niet meer geslaagd voor de totale test. Nochtans werd de test opgesteld op basis van de eindtermen. Als we die mogen geloven, worden leerlingen dus geacht alles wat in de test stond correct te kunnen invullen. Tien jaar geleden was dat al geen succes, en nu, in 2018, is dat zelfs verre van gelukt. Laatstejaarsleerlingen aso en vwo halen dus de eindtermen Nederlands voor spelling en grammatica niet. Ligt dat aan de eindtermen? Ligt dat aan de leerlingen? Kunnen we iets doen aan het duidelijk dalende niveau? Voer voor meer onderzoek. Een ding is zeker: de “harde bewijzen” die er volgens minister Crevits niet waren, zijn er nu wel. Zwart op wit.

’t Kofschip, de spreekwoordelijke boot die ons normaal de weg wijst in de keuze voor ‘d’ of ‘t’, lijkt nu zelf een stuurloos schip. “Waar vaart het heen”, vragen we ons af, bij het zien van een dalend niveau spelling en grammatica. Hopelijk niet de dieperik in.  

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Prof. dr. Filip Devos