Hoe vrij is een onderneming in het emigreren binnen de Europese Unie?

Eva
Conix

De tijd waarin een onderneming verbonden is aan het grondgebied van één lidstaat ligt ver achter ons. Activiteiten, bestuur en aandeelhouderschap worden meer Europees, mede door het fundamenteel recht van vrijheid van vestiging. Door deze mobiliteit ontstaan er moeilijkheden inzake het verdelen van de heffingsbevoegdheid tussen lidstaten over winsten die verwezenlijkt worden door emigrerende vennootschappen.

 

Een specifieke regeling voor een grensoverschrijdende zetelverplaatsing op Belgisch en Europees niveau ontbreekt, waardoor fiscale regelingen omtrent exitheffingen van niet-gerealiseerde meerwaarden verschillen van lidstaat tot lidstaat. Hierdoor is het alles behalve evident voor het Europese Hof van Justitie om hierover een éénduidig oordeel te vormen ingeval deze regelingen worden betwist. Doorheen de jaren is het dan toch gelukt wat betreft de exitheffing van de niet-gerealiseerde meerwaarden. Dit kan worden beschouwd als een belemmering van de vrijheid van vestiging dat elke Europeaan, onderneming of persoon, toekomt. Dit komt door het potentieel liquiditeitsnadeel voor de emigrerende vennootschap ten opzichte van een vennootschap die binnenlands blijft. Deze belemmering is echter te rechtvaardigen door een dwingende reden van algemeen belang, m.n. de evenwichtige verdeling van de heffingsbevoegdheid tussen lidstaten. Deze rechtvaardiging geldt niet indien de lidstaat de belastingplichtige onmiddellijk belast op zijn niet-gerealiseerde meerwaarden op het moment van de emigratie. Een lidstaat moet de keuze laten tussen de onmiddellijke betaling en uitstel van betaling van de belastingschuld gebaseerd op de niet-gerealiseerde meerwaarden.

Verschillende lidstaten vrezen hierdoor dat sommige schulden niet geïnd zullen worden wanneer belastingplichtigen kiezen voor uitstel van betaling. Zo beslissen zij om bijkomende voorwaarden te stellen om zekerheid te creëren. Aangezien deze voorwaarden ook een onderdeel zijn van exitheffingen moeten zij getoetst worden aan de vrijheid van vestiging. Het lijkt dat het stellen van voorwaarden kan ingaan tegen de basisidee van het Europese Hof van Justitie om een keuzemogelijkheid te laten aan de belastingplichtigen. Door deze voorwaarden gaan ondernemingen zich moeten afvragen of uitstel van betaling wel degelijk een voldoende liquiditeitsvoordeel met zich meebrengt ten opzichte van een onmiddellijke betaling. Zo kan een interest die telkens betaald moet worden wegens uitstel dit voordeel uitermate beperken.

 

Lidstaten hebben het recht exitheffingen te vragen voor winsten die zijn aangegroeid op hun grondgebied, ook al is dit een belemmering van het vestigingsrecht dat elk Europees bedrijf toekomt. De bijkomende voorwaarden om zekerheid te creëren zijn tevens belemmeringen, maar doen teniet aan de basisidee van het Europese Hof van Justitie dat de belastingplichtigen een keuze hebben tussen de onmiddellijke betaling en uitstel van betaling. Het lijkt dat deze voorwaarden belastingplichtigen duwen in de richting van onmiddellijke betaling van de belastingschuld, welke strijdig is met de vrijheid van vestiging en niet te rechtvaardigen valt.  

Download scriptie (642.5 KB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Lieven Denys