Financieringsproblematiek van startende ondernemingen in Vlaanderen.

Dirk
Triangle

 

Financieringsproblematiek van startende ondernemingen

in Vlaanderen.

 

 
 

 

Samenvatting van het eindwerk ingediend tot het behalen van de graad van licentiaat in de handelswetenschappen.

Campus VLEKHO – Departement Handelswetenschappen van de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst

Academiejaar 2004-2005

Promotor : Prof. dr. G. Van Campenhout

Dirk Triangle, Eikenboslaan 23, 3010 Kessel-Lo, 0497/04.23.40

 

 



Objectieve studies tonen aan dat Vlaanderen – in ver-gelijking met andere Europese regiones – achterop hinkt betreffende het aantal ondernemingen die jaarlijks het levenslicht zien.  Het doel van dit eindwerk bestaat eruit de financieringsproblematiek van startende ondernemingen (in Vlaanderen) te analyseren en indien mogelijk een aantal suggesties ter oplossing aan te reiken.

 

Het begrip startende onderneming

In België bestaat er geen consistente afbakening voor het begrip ‘startende onderneming’.  Ieder gewest hanteert immers een eigen definiëring, wat het vergelijken van statistieken complex maakt.  In deze thesis wordt volgende definiëring gehanteerd: startende onderne-mingen zijn bedrijven – ongeacht het type rechtsvorm – jonger dan drie jaar.  Dit kunnen zowel modale starters als innovatieve bedrijven zijn, actief in uiteenlopende sectoren.

 

De entrepreneur en de startende onderneming

Teneinde de behoefte aan kapitaal in te vullen kan een starter zich in theorie beroepen op drie financieringsbronnen, met name autofinanciering, kapitaalparticipaties en krediet-verlening.  Negatieve cash flows, het krampachtig streven naar financiële autonomie en het gebrek aan noemenswaardige waarborgen maken dat bovenvermelde financierings-bronnen in praktijk zelden toegankelijk zijn voor starters.  Daarnaast rest er de entrepreneur de 3 F’s (friends, family and fools) en de eigen inbreng.  In casu betreft het vaak kleinere bedragen zodat het kapitaal relatief snel is opgedroogd.  Vroeg of laat impliceert dit financiële problemen voor de startende onderneming.

Het empirisch onderzoek toonde aan dat slechts weinig onder-nemers financiële informatie inwinnen voor de opstart van de onderneming en dat de finan-ciële kennis van de ondernemer vaak te wensen overlaat.  Het opkrikken van de financiële zelfkennis en het gedeeltelijk prijsgeven van de financiële autonomie kunnen dan ook in sterke mate bijdragen tot het minimaliseren van de betref-fende problematiek.

 

De kapitaalverschaffer

Naast de 3 F’s onderscheiden we drie types investeerders; zijnde de financiële instellingen, de formele venture capitalists en de informele venture capitalists.  Uit het empirisch onderzoek blijk dat financiële instellingen starters niet tot hun core business rekenen.  De schaarste aan waarborgen bij starters, de huidige credit crunch, en de nieuwe Bazel II normen zitten daar ongetwijfeld voor iets tussen.

Het empirisch onderzoek bevestigt deze stroeve relatie tussen bankier en ondernemer.  De gemiddelde ondernemer gebruikte in het verleden slechts 1,8 van de 11 belangrijkere kredietvormen.  Tevens werd bij de feitelijke oprichting slechts 7,69 % van de ondernemers financieel ondersteund door een bank.

De oprichting van een onaf-hankelijke, alom bekende (!) ombudsdienst voor de financiële wereld dringt zich dan ook op.  De verslagen van deze instelling dienen aanleiding te geven tot een periodiek, structureel over-leg tussen de ondernemers en de banken.  Zo kan de relatie tussen beide partijen verbeterd worden.  Daarnaast zou de nieuwe waarborgregeling – waarbij de overheid 75 procent van een bancair krediet aan een starter dekt – banken in staat moeten stellen een meer risicovolle investeringspolitiek te hanteren.  Een gezonde relatie tussen de bancaire wereld en Waarborgbeheer NV, gepaard gaande met een lage administra-tieve verwerkingskost voor de financiële instellingen, vormen de sleutel tot succes.

De inkrimping van de durf-kapitaalsector maakt dat ook venture capital firms minder kapitaal vrijmaken voor start-up financiering.

De informele durfkapitaalsector wordt in Vlaanderen vertegen-woordigt door BAN Vlaanderen.  Hoewel het een beloftevolle organisatie betreft, staat laatst-genoemde nog maar in haar kinderschoenen.

We kunnen dan ook besluiten dat de impact van formele en informele risicokapitaalver-schaffers op de financierings-problematiek van starters verwaarloosbaar klein is.  De durfkapitaalsector in sterkere mate openstellen voor institu-tionele beleggers – zoals dat bvb. het geval is in Nederland – kan bijdragen tot het reduceren van de problematiek.

 

De overheid

De overheid is zich bewust van de problematiek in kwestie en tracht de ondernemer een hart onder de riem te steken door tal van financiële initiatieven en steunmaatregelen op de markt te brengen.  Hoewel er een aantal interessante initiatieven zijn (zoals bvb. het Participatie-fonds), scoren de overheids-steunmaatregelen ondermaats bij de entrepreneur.  Maar liefst 8 op 10 ondernemers verklaart dat de overheidsinitiatieven in geen enkele mate bijdragen tot het minimaliseren van de financieringsproblematiek van starters.  Bovendien kennen de respondenten gemiddeld slechts 4,1 van de 12 voorgelegde initiatieven.  Nog slechter scoorde de benutting van de financiële steunmaatregelen; slechts een zéér selecte groep ondernemers deed in het verleden reeds een beroep op een steunmaatregel.

Wil de overheid haar rol van faciliterend orgaan invullen, dan is het van cruciaal belang dat de initiatieven enerzijds beter op elkaar afgestemd en consistenter gestructureerd worden en ander-zijds op een doeltreffendere wijze bekend gemaakt worden bij de ondernemers.  Centralisatie van de initiatieven onder één overkoepelend, transparant overheidsorgaan en een (verdere) administratieve vereenvoudiging dringen zich dan ook op.

Verder kan de overheid de betreffende problematiek redu-ceren door een overheidsorgaan te creëren dat in nood verkerende starters ondersteunt, door privé beleggers warm te maken voor risicovollere investeringen en door onder-nemers te stimuleren een deel van hun autonomie op te geven en het bedrijf op actieve wijze open te stellen voor participaties.

 

Conclusie

Het weze dus duidelijk dat men niet één bepaalde partij verantwoordelijk kan stellen voor de financierings-problematiek van startende ondernemingen in Vlaanderen.  Wel het karakter en het beleid van verschillende partijen – zijnde de ondernemer zelf, de kapitaalverschaffer en de overheid – impliceren financiële problemen voor starters.

Tevens dient beklemtoond te worden dat het belang van een voldoende hoge eigen inbreng en een kwalitatief sterk business-plan niet onderschat mag worden.

Het minimaliseren van de financieringsproblematiek van startende ondernemingen is een proces dat – wegens de complexiteit van het probleem – gespreid moet worden over verschillende jaren.  Het synchroon lopen van de politieke en de economische tijdsas vormt hierbij een conditio sine qua non.  Spijtig genoeg heeft het verleden aangetoond dat dit vaak een utopie is.

 

Dirk Triangle, 12 april 2005

 

Download scriptie (955.42 KB)
Universiteit of Hogeschool
LUCA School of Arts
Thesis jaar
2005