Ook sportclubs betalen belastingen

Dean
Braeckman

 

Fiscaliteit en sport: het lijken twee erg van elkaar verwijderde werelden. Nochtans moeten ook sportclubs belastingen betalen. Voor hen bestaan wel een aantal specifieke regels. Vaak zijn deze gunstiger dan de normaal geldende fiscale regelgeving.

 

Belastingen betalen: niet zo eenvoudig als het lijkt

 

Voor amateursportclubs is het zeker geen evidentie om op de hoogte te zijn van de geldende fiscale wetgeving en er vervolgens ook aan te voldoen. Zij werken namelijk veelal met vrijwilligers en beschikken niet altijd over iemand die thuis is in de fiscale wereld. Bestuurders zijn vaak onvoldoende op de hoogte van de complexe fiscale wetgeving die op hun sportclub van toepassing is. 

 

De administratieve werklast schrikt vrijwilligers af. Dit is meteen ook één van de redenen waarom het niet vanzelfsprekend is voor sportclubs om nieuwe bestuursleden aan te trekken.

 

Maar ook voor professionele sportclubs is het vaak niet eenvoudig om aan alle fiscale wetgeving te voldoen, daar deze zeer complex is in de sportsector.

 

De diensten die sportclubs leveren, kunnen heel divers zijn. In de eerste plaats wordt natuurlijk gedacht aan het mogelijk maken om een bepaalde sport te beoefenen. Maar dit is zeker niet het enige aspect waarvoor sportclubs aan de fiscale wetgeving dienen te voldoen. Vaak maken ze reclame, verkopen ze tickets voor wedstrijden, transfereren of (ver)huren ze spelers. Voor elk van deze zaken dienen sportclubs apart na te gaan hoe ze aan de fiscale wetgeving moeten voldoen.

 

Sportclubs: btw-plichtigen?

 

Het is een uitermate belangrijke vraag voor elke sportclub of ze al dan niet een btw-plichtige is. Btw-plichtig zijn, brengt namelijk een vrij grote administratieve last en kost met zich mee. Indien een sportclub inderdaad een btw-plichtige is, rijst vervolgens de vraag hoe aan de complexe btw-wetgeving te voldoen.

 

Opdat een sportclub btw-plichtig is, moet ze volgens artikel 4 van het Btw-wetboek geregeld en zelfstandig goederen leveren of diensten verrichten in het kader van een economische activiteit. Uit onderzoek naar deze vier voorwaarden blijkt dat sportclubs in de meeste gevallen inderdaad btw-plichtigen zijn.

 

De wetgever heeft een aantal specifieke btw-vrijstellingen voorzien waarvan sportclubs kunnen genieten. Sportclubs voeren heel veel verschillende activiteiten uit. In de eerste plaats stellen zij sportinfrastructuur ter beschikking. Maar sportclubs exploiteren ook een cafetaria, voeren reclame, verkopen tickets, verhuren parkeerplaatsen, … Omdat het zeer uiteenlopende diensten betreft, dient steeds voor elke dienst te worden nagegaan of deze al dan niet onder een btw-vrijstelling valt. In het overgrote deel van de gevallen zal de sportclub zowel vrijgestelde als niet-vrijgestelde activiteiten uitoefenen en heeft zij bijgevolg de hoedanigheid van een gemengde btw-plichtige.

 

Rechtspersonen- of vennootschapsbelasting

 

Het onderscheid tussen rechtspersonenbelasting en vennootschapsbelasting is van essentieel belang omdat in de vennootschapsbelasting elke vorm van inkomen als winst beschouwd wordt, terwijl in de rechtspersonenbelasting slechts een aantal inkomsten belast worden. De sportclub zal dus een stuk beter af zijn wanneer zij onderworpen wordt aan de rechtspersonenbelasting dan wanneer zij aan de vennootschapsbelasting onderworpen zou worden.

 

Sportclubs kunnen zowel opgericht zijn in de vorm van een vennootschap als in de vorm van een vzw. De sportclub wordt aan de vennootschapsbelasting onderworpen wanneer zij rechtspersoonlijkheid bezit, haar fiscaal domicilie in België heeft en een onderneming exploiteert of zich bezighoudt met verrichtingen van winstgevende aard. Ook vzw’s kunnen dus aan de vennootschapsbelasting onderworpen worden indien zij aan deze voorwaarden voldoen. Dit geldt bijvoorbeeld voor eerste klasse voetbalclubs die opgericht zijn als vzw. Maar de meeste vzw’s worden onderworpen aan de rechtspersonenbelasting.

 

Sportclubs hoeven maar 20% van de bedrijfsvoorheffing door te storten aan de Schatkist

 

Onder de huidige regeling dienen sportclubs slechts 20% van de ingehouden bedrijfsvoorheffing door te storten aan de Schatkist. De overige 80% mogen zij zelf houden en besteden waaraan zij dat wensen. Althans als het gaat om de lonen die zij betalen aan sporters die jonger zijn dan 26 jaar.

 

Wanneer het gaat om sporters die ouder zijn dan 26 jaar, dienen sportclubs wel te voldoen aan de bestedingsverplichting. Deze verplichting houdt in dat sportclubs een deel van de ingehouden bedrijfsvoorheffing dienen te investeren in hun jeugdopleiding. Zeer opmerkelijk is dat dit, volgens de wet, enkel kan door te investeren in de lonen van jonge sporters (< 23 jaar) of de lonen van trainers van deze jonge sporters. Nochtans vormen dit soort investeringen geen werkelijke investeringen in de jeugdopleiding. Sporters jonger dan 23 jaar maken namelijk doorgaans al deel uit van het eerste elftal. Het betalen van hun loon kan daarom ook niet als een investering in de ‘jeugd’ worden gezien. 

 

Het is daarom op zijn minst merkwaardig dat de wetgever de investeringsmogelijkheden heeft beperkt tot het betalen van lonen. Sportclubs hebben onder de huidige regelgeving niet de mogelijkheid om bijvoorbeeld te investeren in materiaal, lokalen, … voor hun jeugdploegen. Nochtans zouden dit wel investeringen zijn waarvan de jeugdspelers werkelijk zouden kunnen genieten.

Download scriptie (1.77 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2019
Promotor(en)
Prof. dr. Bart Peeters