Van verbinding tot engagement

Gwen
Smolders

Het belang van een kwaliteitsvolle begeleidingsrelatie in de jeugdhulpverlening

De meeste mensen in het beroep van begeleiding en hulpverlening zijn het erover eens dat een goede relatie de basis vormt voor het effectief en ondersteunend begeleiden van cliënten in hun ontwikkelingsproces. Toch lijkt het opbouwen van een sterke begeleidingsrelatie vaak ondergeschikt, omwille van de soms korte begeleidingstijd waarin vaak heel wat stappen gezet dienen te worden. Echter draagt een goede relatie juist bij tot zowel het verbeteren van de levenssituatie als het eigen functioneren. Een sterke relatie, waarin sprake is van veiligheid en vertrouwen, versnelt het proces van zelfregie en draagt bij aan het oplossend vermogen van de cliënt. Er zijn dus verscheidene redenen om in te zetten op een relatiegerichte aanpak binnen de begeleiding van kinderen en jongeren.

De sociale grond waarop de integrale jeugdhulp steunt wordt door de Vlaamse overheid omschreven als “het gezamenlijk engagement ten behoeve van minderjarigen, hun ouders en opvoedingsverantwoordelijken en de betrokken personen in de leefomgeving”.

Al te vaak wordt dit echter op een verkeerde manier ingevuld. Vaak bestaat het systeem eruit dat cliënten binnen de jeugdzorg het gevoel hebben te moeten meewerken, om ergere maatregelen te kunnen voorkomen. Het is echter des te waardevoller om te kunnen werken vanuit een partnerschap met de cliënt en diens naaste relaties, en een engagement dat zij hebben ten opzichte van het leven of de doelen van de cliënt. De begeleider dient in een sterke begeleidingsrelatie zowel het willen als het niet willen van hulp te begrijpen en samen met de betrokkenen op zoek te gaan naar een manier waarop de begeleidingsrelatie vorm kan krijgen.

Eerder onderzoek uit 1992 toonde reeds aan dat 30% van de werkzame factoren binnen de begeleiding van kinderen en jongeren te wijten zijn aan de onderlinge relatie tussen begeleider en cliënt. In 2014 wees een onderzoek naar ‘good practices’ binnen de jeugdhulpverlening nogmaals aan dat jongeren geen enkele methodiek of aanpak noemden in hun antwoorden, maar telkens de naam van een begeleider die voor hen een verschil had gemaakt.

Tot op heden moeten we in de praktijk echter vaststellen dat hulpverleners al te vaak gefocust zijn op hun agenda waardoor investeren in de begeleidingsrelatie ondergesneeuwd raakt. Er wordt van gekwetste kinderen verwacht dat ze hun diepste kwetsbaarheden blootleggen alvorens ze de kans hebben gehad om te leren wat vertrouwen is. Het is niet onlogisch dat dit vaak niet van een leien dakje loopt. Met de juiste investeringen kan de begeleidingsrelatie echter juist een model zijn voor kinderen om duurzame, kwaliteitsvolle relaties aan te gaan met allerlei anderen in hun leven.

Een onderzoek naar de begeleidingsrelatie

Binnen een uitgebreide literatuurstudie ging ik op zoek naar uitgangspunten, grondhoudingen voor de begeleider om op een kwaliteitsvolle manier in verbinding te gaan met de cliënt en zo een duurzame relatie op te bouwen. Ik ging op zoek naar de bouwstenen voor een kwaliteitsvolle begeleidingsrelatie binnen de literatuur van de afgelopen 10 jaar.

Daarnaast ging ik ten rade bij experten inzake dit thema over wat hun visie is voor het opbouwen van een kwaliteitsvolle begeleidingsrelatie met jongeren binnen de jeugdzorg. Ik werkte hiervoor samen met professor Peer Van der Helm (NL) en Jurgen Peeters (BE). Al snel werd duidelijk dat de begeleidingsrelatie prioriteit nummer één vormt. Hier wordt de basis gelegd om ergens naartoe te werken. Vanaf het moment dat er relatie is, is er motivatie en engagement.  

Naast bovenstaand onderzoek onderzocht ik ook hoe jongeren binnen de residentiële groepen van De Oever het relatieaanbod van de begeleiders ervaren. Op basis van de noden van de jongeren en de visie van experten over de opbouw van een kwaliteitsvolle begeleidingsrelatie, ontwikkelde ik een visietekst rond dit thema die getoetst werd aan het sociaal pedagogisch kader van De Oever. Daarbij ontwikkelde ik ook een actief reflectie-instrument voor teams en individuele begeleiders gericht op hun relatie met de jongere.

De begeleidingsrelatie in fasen

Het instrument deelt de begeleidingsrelatie op in fasen. Bij elke fase is het duidelijk dat het kind bepaald gedrag stelt, en hoe de begeleider hierop zijn gedrag kan afstemmen. Dit maakt duidelijk dat niet alle begeleiders in een bepaalde fase zitten met het kind. Het is mogelijk dat het kind bij een bepaalde begeleider ander gedrag stelt, en er een andere aanpak nodig is. Het instrument kan in moeilijke casussen helpen om inzicht te bieden in het gedrag van kinderen en jongeren.

Ik vertrok tijdens het onderzoek niet vanuit een definitie van problematieken van het kind. Tijdens dit onderzoek koos ik er bewust voor om niet te focussen op de problematieken van het kind, maar op het gedrag van de begeleider en hoe hij de begeleidingsrelatie zo kan vormgeven dat het kind de veilige ruimte krijgt om op te dagen als zichzelf, met alles wat hij is. Ons eigen gedrag is als begeleider immers ook het enige dat we in de hand hebben.

De keuze om niet te vertrekken vanuit een specifieke problematiek, maakt dat het instrument bruikbaar is voor elke casus binnen de jeugdhulpverlening. Het kan zo gebruikt worden tijdens cliëntbesprekingen om gericht te reflecteren over de relatieopbouw met het kind. Via deze weg kan de relatie met het kind bespreekbaar worden en kunnen eventuele inzichten in het gedrag opdagen.

Het instrument en de uitgewerkte visie rond relatieopbouw stelde ik via 2 vormingsdagen voor aan de begeleiders van leef- en leeractiviteiten van De Oever. Dit zorgt ervoor dat de aanpak binnen de leer- en leefgroepen momenteel gericht is op 2 dimensies, namelijk relatie en ontwikkeling. Hierop werd enthousiast gereageerd en de eerste resultaten zijn alvast veelbelovend.

Tot slot 

Wat ik uit dit onderzoek vooral heb geleerd is dat veel aspecten van de begeleidingsrelatie te maken hebben met kleine dingen die we vaak als alledaags beschouwen. In de ochtend de ontbijttafel dekken, ’s middags samen eten, een thee drinken voor het slapen gaan, …

Echter, wanneer we deze kleine dingen bewust gaan inzetten komt dit het begeleidingsproces ten goede. De begeleider dient hiervoor te investeren in de cliënt. De verantwoordelijkheid voor de begeleidingsrelatie ligt bij de begeleider.

Download scriptie (1.14 MB)
Universiteit of Hogeschool
UC Leuven-Limburg
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Marjolijn Pex