Getolkte kinderverhoren: geen kinderspel

Laura
Vermeylen

Getolkte kinderverhoren: geen kinderspel

Alina* is zes. Ze is Roemeense. Ze doolt moederziel alleen rond aan de ingang van een winkelcomplex. Een voorbijrijdende patrouille merkt haar op en vraagt het meisje wat ze daar doet. Alina verstaat en spreekt geen Nederlands. Een conversatie voeren is onmogelijk.

Door de voortdurende globalisering komen de politie en het gerecht regelmatig in contact met minderjarigen die geen van onze landstalen spreken. Vaak gaat het om niet-begeleide minderjarigen. Hun migratiebeweegredenen zijn in elke situatie anders: ze zijn het slachtoffer van mensenhandel, ze ontvluchten om welke reden dan ook hun land van herkomst, soms zijn ze op doorreis etc. Ook kinderen die met hun ouders op vakantie zijn, kunnen verhoord worden door de politie of het gerecht. De minderjarigen kunnen worden verhoord als getuige, slachtoffer of verdachte. Volgens de Europese wetgeving (artikel 7 van de Europese Richtlijn 2012/29/EU) moeten zij dan een beroep kunnen doen op een beëdigd tolk. De tolk is een facilitator van de communicatie tussen de minderjarige en de ondervrager, hij mag niet bemiddelen maar moet zich neutraal en onpartijdig opstellen. Uit onderzoek blijkt dat het er in de praktijk soms anders aan toegaat.

Theorie versus praktijk

Voor verhoren bij de politie en zittingen op het gerecht moet er een beroep gedaan worden op beëdigd tolken, dat zijn personen die door een rechtbank officieel als tolk erkend zijn. Al te vaak worden er nog ad-hoc tolken zonder enige tolkopleiding ingeschakeld, zoals politiemensen of vrienden en familieleden van de ondervraagde. Zij spreken dan toevallig de twee talen waartussen getolkt moet worden maar beheersen geen enkele tolktechniek of hebben geen deontologische achtergrond.

Het blijkt dat wanneer er dan toch een beëdigd tolk ingeschakeld wordt voor kinderverhoren, hij geconfronteerd wordt met een aantal uitdagingen. Hij moet immers voor een kind tolken en niet voor een volwassene, dat vraagt om een andere aanpak. Je kan het vergelijken met een arts en een pediater. Een pediater is een medisch specialist in de kindergeneeskunde. Kinderen verschillen van volwassenen. Ze zitten namelijk volop in hun groei en ontwikkeling, zowel fysiek als mentaal. Daar moet tijdens een kinderverhoor uiteraard ook rekening mee gehouden worden. Zo moet ten eerste het taalgebruik op het kind afgestemd worden, dat is de taak van de politieagent. Toch gebeurt het in de praktijk vaak niet. Soms weet de politieagent niet dat hij op een andere manier moet communiceren met het kind en op welke manier hij dat moet doen. Het is ook mogelijk dat er een bepaalde benadering ten opzichte van het kind gekozen moet worden denk maar aan dove, blinde of autistische kinderen die nog kwetsbaarder zijn. Om deontologische redenen mag de tolk niet zomaar in zijn vertolking “kindvriendelijke” taal gebruiken, hij moet immers alles tolken op de manier waarop het gezegd is. Idealiter moet de tolk de politieman er dan op wijzen dat alles te moeilijk verwoord werd. Niet alleen het taalgebruik kan een probleem vormen tijdens getolkte kinderverhoren, het is ook moeilijk voor de tolk om een vertrouwensband op te bouwen met de minderjarige. De tolk moet neutraal en onpartijdig blijven, maar toch moet de minderjarige de tolk vertrouwen. Als dat niet zo is, kan dat een vlot verloop van het verhoor in de weg staan. Daarom worden er door tolken suggesties gedaan om een informeel gesprek te laten plaatsvinden tussen de tolk en het kind buiten de context van het verhoor om zo een zekere vertrouwensband te scheppen. De psychologische impact van kinderverhoren mag eveneens niet onderschat worden. Voor kinderen kan het een traumatische ervaring zijn. Een tolk op zijn beurt kan geconfronteerd worden met emotionele of gruwelijke verhalen. Het is belangrijk om ook de tolk na zo’n verhoor te begeleiden. Professionele hulp wordt niet voorzien voor tolken en wegens hun beroepsgeheim mogen ze buiten de werkgerelateerde context er niet over praten.

Werk aan de winkel

Tolken zijn zich bewust van de moeilijkheid van kinderverhoren, maar al te vaak bestaat er nog een onduidelijk beeld van de tolk. Wat doet een tolk? Wat mag en kan er van hem verwacht worden? In het belang van het kind is het evenwel van cruciaal belang dat alle betrokken partijen weten wat ieders taak is en wat ze van elkaar kunnen verwachten. Daarom is het aangewezen om zowel politieagenten, als andere juridische actoren, psychologen, sociaal medewerkers en tolken op te leiden om enerzijds met kinderen en anderzijds met elkaar te leren werken. Zo kunnen ze belangrijke informatie uitwisselen en leren over elkaars competenties en taken, wat het verhoor alleen maar ten goede kan komen.

Beterschap in zicht



In de praktijk is er nog heel wat werk aan de winkel, ook op het vlak van onderzoek staat het thema nog al te vaak in de schaduw van andere tolkgerelateerde onderwerpen. Toch is er een project dat zich specifiek op getolkte kinderverhoren focust: het CO-Minor-IN/QUEST-project van de onderzoeksgroep Tolkwetenschap aan de KU Leuven. Tijdens CO-Minor-IN/QUEST I werd er een studie in een aantal Europese landen uitgevoerd om zo aanbevelingen voor alle betrokken partijen te kunnen formuleren waardoor er een interdisciplinaire expertise kan ontstaan. Het vervolgproject zal zich toeleggen op focusgesprekken met alle actoren betrokken bij getolkte kinderverhoren, er zullen toolkits samengesteld worden en uiteindelijk zal er een gezamenlijke opleidingsmodule uitgewerkt worden. De weg is nog lang, maar de eerste steen is gelegd. Hopelijk komt Alina ooit terecht in een context waar iedereen haar op de best mogelijke manier kan bijstaan.

*Het verhaal van Alina is fictief, net als de naam, en is puur illustratief bedoeld.

Download scriptie (1.35 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
prof. dr. H. Salaets