Het leven zoals het is: de spoedafdeling (in Oost-België)

Paulien
Jenard

Oost-België is voor de gemiddelde Vlaming onontgonnen terrein. Vaak vergeten we dat er in een klein deeltje van België Duits gesproken wordt. Om te weten te komen op welke manier een Romaanse en Germaanse taal met elkaar in verband staan, was er onderzoek nodig in het laboratorium van onze maatschappij: de spoedafdeling.

 

Als je even stilstaat bij dat klein stukje ‘Duitsland’ van bij ons, rijzen er vragen over hoe het er daaraantoe gaat met de taal. In Oost-België en meer bepaald in de Duitstalige Gemeenschap spreken ze dan wel Duits, het ligt binnen Wallonië en is dus omgeven door het Frans. Vanuit sociolinguïstisch oogpunt is dat dus een waardevol gebied, waar Germaanse en Romaanse talen even samenkomen.

Oost-België is slechts 854 km2 groot, maar het is toch lastig om doorheen het hele gebied te gaan vaststellen hoe er gesproken en gepalaverd wordt. Wie al eens voorbij een programma over de spoedafdeling op televisie zapte, zag al snel dat er mensen uit alle lagen van de bevolking voorbijkwamen. Vaak komen we er onverwachts en veelal ongewild terecht. De plek bij uitstek om even een steekproef te doen van hoe er nu eigenlijk gecommuniceerd wordt in Oost-België.

 

Met spoed naar Oost-België

 

Het onderzoek leidde eerst naar Malmedy, een dorpje dat in de Franse Gemeenschap ligt. Daarna kwam Sankt Vith aan de beurt, dat is een dorpje dat in de Duitstalige Gemeenschap ligt. Ook Eupen stond nog op het programma, maar die reis werd abrupt afgebroken door een bepaald virus. Je had het misschien al verwacht, maar in die drie dorpjes bevinden zich de ziekenhuizen van Oost-België en bijgevolg de spoedafdelingen. Alle drie zijn het faciliteitengemeenten; een moeilijk woord dat wil zeggen dat je bij de overheid terecht kan in zowel het Frans als het Duits. Op aanvraag kan je belangrijke documenten verkrijgen in het Duits in Malmedy en in het Frans in Eupen en Sankt Vith.

Om te weten te komen hoe er op de spoedafdelingen van Malmedy en Sankt Vith gecommuniceerd wordt, werd het spoedpersoneel geïnterviewd. In Malmedy vond er een interview plaats met drie artsen, acht verplegers en één secretaresse. In Sankt Vith passeerden twee artsen, acht verplegers en één secretaresse de revue. Het was gelijk duidelijk dat er in Malmedy veeleer Frans gesproken werd en in Sankt Vith vaker zowel Frans als Duits.

In Malmedy was de moedertaal van alle geïnterviewden op één na dan ook het Frans. In Sankt Vith was die groep heterogener. Daar viel het op dat het (van de moedertaal uit) Duitstalige personeel, vaak ook een goede kennis van het Frans had. Ook het Franstalige personeel, sprak een woordje Duits. Drie Duitstalige verplegers hadden dan ook in het Frans gestudeerd. Zij zelf merkten in het begin van hun carrière dat ze het medische vakjargon in het Frans soms beter beheersten dan in hun moedertaal. Iemand gaf het voorbeeld dat ze dan zinnen vormden als: ‘Gib mir mal die Trousse’. Wat dus een Duitse zin is, met een Frans medisch jargonwoord erin. Dat is uiteindelijk ook de titel van de thesis geworden. Omgekeerd werd het duidelijk dat een Duitstalige verpleegster in het Franstalige Malmedy het na jaren zo gewoon was om Frans te spreken tegen de patiënten. Voor haar is het soms uitdagender om op jargonwoorden te komen in het Duits. Dat terwijl ze thuis net enkel Duits spreekt.

Volgens de theorie van het taalrepertoire is het heel normaal dat je op je werk de woorden gebruikt die je leerde tijdens je opleiding. Ook als je bepaalde woorden dus niet in je moedertaal hebt geleerd, zul je ze blijven gebruiken in gelijkaardige situaties als de leersituatie. Als je verschillende talen spreekt, heb je die vaak op andere manieren geleerd. In welke situaties je een taal geleerd hebt, beïnvloedt waar en op welke manier je die taal zal gebruiken.

Dat er tussen Malmedy en Sankt Vith verschillen zijn in de manier van communiceren, was ook te merken aan de gesprekken tussen collega’s op de werkvloer. In Malmedy wordt onder collega’s enkel Frans gesproken. In Sankt Vith verloopt de interprofessionele communicatie in beide talen. Het lijkt er wel op dat de Duitstaligen zich aanpassen aan de Franstalige collega’s in plaats van andersom.

Tijdens communicatie met patiënten zijn de collega’s er voor elkaar in beide spoedafdelingen om elkaar bij taalproblemen te ondersteunen. Toch vindt het personeel in beide ziekenhuizen het aangenamer om met hun patiënten in de eigen moedertaal te spreken.

Zo zien we dus dat de taalsituatie binnen Oost-België toch verschilt. In de Duitstalige Gemeenschap wordt schijnbaar niet enkel Duits gesproken, maar of dat in de Franse Gemeenschap binnen Oost-België ook zo is, valt nog te ontdekken.

Download scriptie (1.62 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Antoon Cox en Jeroen Segers