Help! Mijn kind wil op Facebook. Ouders preventief ondersteunen wanneer kinderen, jonger dan 13 jaar willen deelnemen aan sociale media.

Linda
Nijst

Help! Mijn kind wil op Facebook.

Ouders preventief ondersteunen wanneer kinderen, jonger dan 13 jaar willen deelnemen aan sociale media.

Het mag niet, maar het gebeurt wel! 35% van de Vlaamse 9-12 jarigen heeft een profiel op sociaal netwerk Facebook. Hoezo mag dat niet? Zegt wie? Is dat een probleem als ze dat toch doen? En weten die ouders dat wel? Moeten we ouders waarschuwen, geruststellen of ondersteunen? En op welke manier kunnen professionals dat dan best doen? Ik zocht een antwoord op deze vragen door middel van een kwantitatief onderzoek, een kwalitatief onderzoek en een literatuurstudie. Tot slot reik ik in deze bachelorproef drie praktische veranderingsstrategieën aan die deze klus helpen klaren.

Om op die eerste vraag te antwoorden, het verbod is geen uitspraak van de één of andere pedagoog, noch een artikel in ons wetboek. Nee, netwerken zoals Facebook, Instagram en Snapshat namen de grens van 13 jaar zelf op in hun gebruikersvoorwaarden. Dit heeft alles te maken met de Amerikaanse COPPA-wetgeving, die zegt dat gegevens van jongere kinderen niet gebruikt mogen worden voor commerciële doeleinden.  En dat is nu net wat deze netwerken met onze gegevens doen. Om het zichzelf niet al te moeilijk te maken, installeerden Zuckerberg en co een eenvoudige leeftijdsclausule zodat ze hun handen verder in onschuld kunnen wassen.

Je zou dus kunnen argumenteren dat de leeftijdsgrens weinig pedagogische achtergrond heeft en niet noodzakelijk het beste is voor kinderen. Het blijft wel zo dat kinderen moeten liegen over hun leeftijd om een profiel te maken. Dit staat gelijk aan valse persoonsgegevens verstrekken en is juridisch gezien niet helemaal onschuldig. Ga je als ouder akkoord, dan geef je de boodschap mee dat liegen wel mag als dat goed uitkomt en staat de verdere pedagogische relatie van meet af aan onder druk.

Daarnaast zijn er ook enkele risico’s  om rekening mee te houden. Het inschatten van gevolgen voor privacy is voor volwassenen al een lastige zaak. Voor kinderen is dat nog moeilijker. Ook stuurt een platform als Facebook inhoud op basis van profielgegevens, zoals gender en leeftijd. Lijk je ouder dan je bent? Dan trekt je profiel dus ook inhoud aan die niet bij je leeftijd past. Jonge kinderen zijn kwetsbaarder voor cyberpesten. Bovendien noteerde Child Focus in 2014 een stijging van het aantal grooming-gevallen waar Facebook bij betrokken was. Een groomer is een volwassene die een minderjarige benadert via internet met het oog op seksueel misbruik.

50% van de Europese ouders legt zijn kinderen echter geen restricties op met betrekking tot sociale media. Ouders weten dus vaak dat kinderen het doen en proberen ook niet om dat te verbieden. Ze hebben daar verschillende redenen voor. Sommige ouders zien er gewoon weinig kwaad in. Anderen vrezen dat hun kind uit de boot zal vallen als de anderen het wel mogen. Maar ook het idee dat kinderen het stiekem toch gaan doen en dat ouders daardoor controle verliezen, speelt een rol.

De aanname dat kinderen het bij een verbod stiekem zullen doen, blijkt overigens niet helemaal te kloppen. Europees onderzoek wijst uit dat weinig kinderen een duidelijk verbod van hun ouders zullen omzeilen. De kans dat ze dat wel doen stijgt met de leeftijd. Het is dus belangrijk dat we hierover ander advies verstrekken aan ouders van kinderen, dan aan ouders van tieners.

Louter verbieden is nochtans geen beste strategie. Daar leren kinderen weinig van. Een open, positieve dialoog aangaan, alternatieven aanreiken en samen met kinderen vaardigheden inoefenen, werken veel beter. Een warme relatie tussen ouder en kind vergroot de kans dat een verbod gehandhaafd wordt, maar ook dat kinderen naar hun ouders toe durven gaan wanneer ze problemen tegenkomen.

Voor veel ouders zal preventie met juiste informatie over de leeftijdsgrens, de risico’s, de alternatieven en het belang van een positieve dialoog voldoende zijn om mediaopvoeding op te nemen. Ik stel daarom enkele concrete aanpassingen voor aan de e-Safety kalender en website van Child Focus die ouders nog beter kunnen informeren. Een groep ouders heeft ook nood aan gepaste begeleiding bij het inoefenen van pedagogische vaardigheden om tot die dialoog te kunnen komen. Hier kan opvoedingsondersteuning een rol spelen en daarom stel ik een vorming voor die ouders en kinderen samenbrengt.

Maar gezinnen hebben ook, en vooral, onze solidariteit nodig. Het Afrikaanse gezegde “It takes a village to raise a child” was nooit meer waar dan vandaag. Sociale media vergrootten onze leefwereld. Het is steeds moeilijker voor ouders om dat te overzien. Sociale media geven kinderen en jongeren plots heel veel rolmodellen, terwijl wij vaak vergeten dat ze meekijken. Daarom sluit ik mijn bachelorproef af met een manifest dat professionals oproept om hun stem te laten horen op sociale media. Als we nu eens allemaal het rolmodel zouden zijn dat we ons eigen kind toewensen?  Dan kan die leeftijdsgrens misschien ooit echt weg en kunnen ook kinderen genieten van de vele kansen die sociale media ons bieden. 

Universiteit of Hogeschool
Odisee
Thesis jaar
2015