DE MONOPOLIE VAN HET HUWELIJK

Elien
Verniers

Hoewel vandaag tal van nieuwe samenlevingsvormen de kop opsteken weerspiegelt deze evolutie zich niet in ons huidig rechtssysteem. Ongehuwden genieten niet dezelfde juridische bescherming als gehuwden. Van “iedereen gelijk voor de wet” is dus geenszins sprake.

Gehuwden, wettelijk samenwonenden, feitelijk samenwonenden, één pot nat?

Concreet zijn vandaag drie types van samenwoningsrelaties te onderscheiden: het huwelijk, de wettelijke samenwoning en de feitelijke samenwoning.

De wet beschouwt twee personen als gehuwd wanneer zij de vorm- en grondvoorwaarden die het Burgerlijk Wetboek voorziet vervullen. Wettelijk samenwonenden zijn twee personen die niet in het huwelijk zijn getreden maar wel een verklaring bij de ambtenaar van de burgerlijke stand hebben afgelegd. Tot slot zijn feitelijk samenwonenden personen die een duurzame tweerelatie hebben, maar dit niet naar de buitenwereld toe hebben geformaliseerd.

 Op vermogensrechtelijk vlak bestaan zo drie regimes naast elkaar. Voor personen die toetreden tot het instituut van het huwelijk bestaat er het huwelijksvermogensrecht, dat de meest omvattende bescherming biedt. Toetreders tot het instituut van de wettelijke samenwoning genieten van een beperkte vermogensrechtelijke regeling dat geïnspireerd is op dat van het huwelijk maar hier zeker niet gelijk aan is. Feitelijk samenwonenden daarentegen kunnen zich niet op een welbepaald vermogensrechtelijk regime beroepen.

Desondanks het aantal huwelijken jaarlijks daalt[1], behoudt het instituut van het huwelijk zijn bevoorrechte positie. Zo zal, bij gebrek aan testament, enkel de langstlevende echtgeno(o)t(e) aanspraak maken op een voor hem door de wet voorbehouden deel in de erfenis van de overleden partner. Dit zorgt voor schrijnende situaties bij koppels die jaar en dag samenwonen, gemeenschappelijke kinderen hebben, maar bij overlijden plots in de kou komen te staan.

Niet enkel op erfrechtelijk vlak zijn er repercussies, maar er zijn ook tal van andere verregaande gevolgen, onder meer betreffende de gezinswoning, het overlevingspensioen, de inkomstenbelasting, het verblijfsrecht, de faillissementswetgeving, vakantiedagen…

Minister van Justitie Koen Geens spreekt in zijn beleidsverklaring over de noodzaak van een duidelijk kader inzake patrimoniale rechten en plichten van wettelijk en feitelijk samenwonenden. Deze oproep is weliswaar een stap in de goede richting maar gaat niet ver genoeg. Om de ongelijke behandeling tussen de bestaande samenlevingsvormen weg te werken is nood aan een overkoepelende en integrerende regeling die afstapt van de klassieke indeling.

De introductie van een relatievermogensrecht kan tegemoet komen aan de huidige discrepantie tussen de sociale en juridische relatiebeleving.

Quid ‘relatievermogensrecht’?

Bij een relatievermogensrecht gaat het om een benadering waarbij gehuwden en wettelijk en feitelijk samenwonenden vermogensrechtelijk op eenzelfde wijze worden behandeld. Er is sprake van een uniform vermogensrecht voor alle duurzame tweerelaties.

Het criterium ‘duurzame tweerelatie’ moet de bestaande drie-indeling vervangen. Voortaan kunnen niet enkel gehuwden van de meest uitgebreide bescherming genieten maar ook alle andere duurzame tweerelaties.

De Vlaamse codex fiscaliteit heeft nu reeds aan het begrip partner een neutrale invulling die eveneens kan worden aangewend om een duurzame relatie af te bakenen, los van de concepten huwelijk of wettelijke samenwoning.

Ook over de grenzen heen zijn rechtsfiguren terug te vinden waarbij men de inhoud van de relatie laat primeren op de vormgeving ervan. Elf staten van de Verenigde Staten van Amerika kennen bijvoorbeeld een common law - marriage. Dit instituut houdt in dat de rechter personen als echtgenoten zal beschouwen op grond van een gezamenlijk leven dat voor iedereen zichtbaar is en een wederzijdse intentie om echtgenoten te zijn, zelfs al hebben de betrokken personen hun relatie op geen enkele manier geformaliseerd. In bepaalde deelstaten van Canada is een gelijkaardige figuur terug te vinden onder de noemer van domestic partnership.

Juridische afspraken versus liefde en trouw

Sociologisch onderzoek toont aan dat er dringend nood is aan dergelijke neutrale benaderingswijze. Vooral het gebrek aan juridische kennis zorgt voor verontrustende vaststellingen.

Zo is gebleken dat wettelijke samenwonenden als reden aanhalen om niet te huwen de assumptie dat er toch geen juridische verschillen zijn tussen beide samenlevingsvormen. Anderen konden dan weer niet met zekerheid zeggen of ze wettelijk dan wel feitelijk samenwonen. Ook de aanwezigheid van een kind schept een vals vermoeden van veiligheid met name dat hierdoor de samenlevingsrelatie juridisch op het zelfde niveau zou komen te staan als het huwelijk.

Personen denken vaak niet aan de vermogensrechtelijke gevolgen van hun keuze om ongehuwd samen te leven. Niettegenstaande op sociaal vlak de invulling van hun relatie dezelfde is, is de juridische benadering van hun relatie totaal verschillend.

Het relatievermogensrecht moet ervoor zorgen dat alle duurzame partners zich kunnen beroepen op een evenwaardige regeling waarbij niet formaliteiten, maar wel feiten én inhoud het vertrekpunt vormen.

 

[1] In 1990 werden er 64.554 huwelijken afgesloten, in 2015 nog 40.049. Bron: FOD economie, Algemene Directie Statistiek en Economische informatie, statbel.fgov.be.

Download scriptie (1.85 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Professor Jan Bael