Het belang van vreemde talen in Vlaamse bedrijven

Anke
De Winter

Algemeen manager, financieel manager, HR-manager, … taal-manager?

In veel bedrijven wordt tegenwoordig elk aspect van het werkproces gemanaged. Er is een manager voor de financiën, eentje die zich bezig houdt met het welbevinden van het personeel, een andere die zorgt voor ontwikkeling en innovatie, enzovoort. Maar managen Vlaamse bedrijven ook de taalsituatie in hun onderneming? In een open economie als de onze is export een belangrijk onderdeel van de economie. Essentieel om een succesvolle relatie op te bouwen met anderstalige zakenpartners is een goede communicatie, en dus kennis van taal en cultuur. Voor bedrijven lijkt het bijgevolg belangrijk in te zetten op een goed taalmanagement en op voldoende talenkennis bij hun werknemers.

In een onderzoek bij 108 Vlaamse bedrijven werd gepolst naar het huidige taalklimaat, naar mogelijke taalproblemen die men ondervindt en naar taalmanagement. De meerderheid van de deelnemende bedrijven zijn grote ondernemingen en KMO’s uit de industriële sector of de dienstensector. Zij richten zich voornamelijk op klanten in Vlaanderen. Omzet uit het buitenland komt voornamelijk vanuit Frankrijk, Nederland en Duitsland.

Het huidige taallandschap is vooral gericht op Nederlands, Engels en Frans. 43% van de bevraagde firma’s hanteert één officiële taal, het Nederlands. Iets minder bedrijven gebruiken twee talen: ofwel Nederlands en Engels ofwel Nederlands en Frans. Deze drie talen domineren ook als er een verdeling wordt gemaakt volgens interne en externe communicatie. Nederlands is duidelijk de meest gebruikte taal; voor de tweede taal wisselen Frans en Engels elkaar af naargelang het soort communicatie. Voor specifieke taken, zoals handleidingen lezen, vergaderingen volgen, verslagen schrijven enzovoort, die wel eens in een vreemde taal uitgevoerd worden, is Engels duidelijk dominant: voor tien van de dertien beschreven taken wordt Engels het vaakst gebruikt. Het zijn vooral hogere werknemersprofielen die in contact komen met andere talen; bij arbeiders is dat veel minder.

Nederlands blijft dus de meest gebruikte taal in het Vlaamse bedrijfsleven, ondanks de toenemende globalisatie. Dit is echter niet zonder problemen. De focus op internationalisering leidt misschien de aandacht af van de migrantenproblematiek binnen ondernemingen. Huidige voorstellen om vluchtelingen snel aan het werk te krijgen, mogen dit aspect dus zeker niet uit het oog verliezen. Maar zelfs als allochtone werknemers Nederlands spreken, kunnen ze niet altijd volgen doordat Vlamingen allerlei variëteiten van het Nederlands gebruiken in hun spreektaal. Op vlak van vreemde talen blijkt dat, ondanks de status van Frans als officiële taal in Vlaanderen, Engels steeds vaker de formele bedrijfstaal is voor contacten met buitenlandse zakenpartners en voor interne communicatie. Frans wordt enkel gebruikt als de doelgroep het vraagt: informeel tussen werknemers of formeel met Franstalige klanten.

Ik begrijp u niet – Je ne vous comprends pas – I don’t understand

Vlaamse bedrijven worden regelmatig geconfronteerd met problemen die specifiek veroorzaakt worden door een gebrek aan talenkennis bij de werknemers. Maar liefst 73% van de bedrijven geeft aan extra kosten te hebben als gevolg van een tekort aan interne taalcapaciteit. Daarnaast heeft 44% wel eens moeilijkheden met de aanwerving van nieuw personeel en 38% rapporteert interne communicatieproblemen. Minder frequente problemen zijn de invloed van talenkennis van werknemers op de keuze van exportmarkten (18%) en het verlies van commerciële kansen (8%).

Taalmanager?

Via taalmanagement zou een bedrijf de genoemde problemen kunnen tegengaan. Een eerste managementinstrument, vaak genoemd in wetenschappelijke literatuur, zijn taalopleidingen. Meer dan drie vierde van de bevraagde Vlaamse bedrijven gebruikt deze methode om de taalkennis van werknemers te verbeteren. Toch maken de opleidingen meestal geen groot deel uit van het totale opleidingsaanbod binnen een bedrijf: slechts bij 2% van de bedrijven bestaat het globale opleidingsaanbod uit 60% of meer taalopleidingen. Ook qua budget is het aandeel van taalopleidingen beperkt, ondanks het belang dat aan talenkennis gehecht wordt. Taalcursussen worden vooral georganiseerd voor Frans (82%), Nederlands (70%) en Engels (61%), wat overeenkomt met de meest gebruikte talen, maar in andere volgorde. Omdat arbeiders minder contacten moeten leggen in vreemde talen, worden voor hen ook minder opleidingen georganiseerd. Werknemers die een opleiding volgen, kunnen meestal op financiële steun rekenen van het bedrijf, maar nog bijna 40% van de bedrijven vindt wel dat een opleiding in de vrije tijd van de werknemer moet gebeuren. Vaak wordt samengewerkt met een professioneel instituut, gekozen door het bedrijf via criteria als kosten en reputatie.

Een tweede vorm van taalmanagement houdt in dat bedrijven gericht personeel aanwerven met een goede talenkennis. Gemiddeld 90% van de bevraagde ondernemingen brengt taalkennis in rekening tijdens een sollicitatie, behalve in het geval van arbeiders. Voor de hogere bedrijfsprofielen wordt de talenkennis ook effectief getest: vier vijfde van de bedrijven geeft aan dit te doen, meestal via een gesprek.

Een derde mogelijke taalmanagementstrategie zijn meertalige websites. Drie vierde van de respondenten heeft een bedrijfswebsite in verschillende talen, die bij de meesten tweetalig Nederlands – Frans of Nederlands – Engels is. Uit dit alles blijkt dat de meerderheid van de bedrijven uit Vlaanderen al taalmanagementtechnieken toepast, maar dat er duidelijk nog verbetering mogelijk is.

Vlaanderen vs. Brussel

Het Vlaamse onderzoek kent veel overeenkomsten met een gelijkaardig onderzoek uitgevoerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, maar ook enkele opvallende verschillen. Zo wordt Frans duidelijk veel minder gebruikt in Vlaanderen dan in Brussel, maar ligt het gebruik van Nederlands ongeveer even hoog. Voor Engels is er weinig verschil tussen beide regio’s op vlak van interne en externe communicatie, maar wel als specifieke taken bevraagd worden: Engels wordt veel vaker gebruikt in Vlaanderen; Frans veel meer in Brussel. Qua taalproblemen zijn de resultaten ongeveer gelijklopend, maar veel minder Brusselse bedrijven rapporteren extra kosten door een gebrek aan taalcapaciteit. In de Brusselse bedrijven wordt talenkennis bovendien vaker ingeschat als onontbeerlijk dan in Vlaanderen. Verder bieden bedrijven uit beide regio’s taalopleidingen aan, vooral voor Frans, Nederlands en Engels. In Vlaanderen worden echter ook nog andere talen aangeboden, terwijl dat in Brussel zelden voorkomt. Ten slotte is er in beide regio’s een grote kloof tussen het geloof in het belang van taal en de praktijk: bij heel weinig bedrijven krijgen taalopleidingen een groot deel van het globaal vormingsbudget.

Download scriptie (964.19 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2015