Het Belgisch armoedebeleid in een Europees kader

Liesbeth
Dhont

 

De sociale dimensie van de Europese Unie: het Europese armoedebeleid
 
 
2010, het Europese jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, heeft u er al van gehoord? De kans is groot van niet. Veel aandacht werd er immers in de media nog niet aan besteed. Toch werd reeds in 2000 de ambitie geformuleerd om de armoede in de Europese Unie tegen deze tijd uit te bannen. Deze thematiek wordt echter niet vaak aan de EU gelinkt. De EU wordt immers vaak gezien als een asociale economisch gedreven unie. Misschien denkt u er ook wel zo over? Maar klopt deze opvatting wel? Wat onderneemt de EU concreet om de armoede te bestrijden? En hoe valt dit beleid dan te rijmen met het Belgische beleid?
 
De EU kan wetten uitvaardigen die de lidstaten móeten naleven en moeten omzetten naar hun nationale wetgeving. Vandaar dat je vaak in de nieuwsberichtgeving het zinnetje hoort: ‘het moet van Europa’. De EU is vooral bevoegd om economische wetten uit te vaardigen. Toch is de EU ook actief op verschillende sociale domeinen. Sociale wetgeving komt er als die op één of andere manier gelinkt is aan de economie. Zo bestaat er, bijvoorbeeld, een uitgebreide wetgeving rond veiligheid en gezondheid op de werkplaats, de gelijkheid tussen mannen en vrouwen en discriminatie. De EU is niet officieel bevoegd om maatregelen te treffen inzake armoedebestrijding. Om toch actief te kunnen zijn in dit domein wordt de ‘Open Coördinatiemethode’ (of OCM) gebruikt. Dit is een methode om tot overeenstemming in beleid tussen de Europese lidstaten te komen. De Europese lidstaten bepalen gemeenschappelijke doelstellingen, maar ze kiezen zelf op welke manier ze deze doelstellingen willen behalen. Als ze de doelstellingen niet halen volgt er echter geen bestraffing. Vaak wordt deze methode dan ook bekritiseerd omdat ze niet ‘afdwingbaar’ is. Om na te gaan of deze kritiek terecht is ging ik in mijn scriptieonderzoek na of er sporen te vinden zijn van het Europese armoedebeleid in het Belgische beleid.
 
In het kader van de Open Coördinatiemethode (OCM) moeten de Europese lidstaten regelmatig Nationale Actieplannen (NAP’s) opstellen. Hierin moeten de lidstaten uitleggen op welke manier ze de doelstellingen inzake armoedebestrijding willen behalen. Ze moeten ook een aantal prioriteiten vastleggen en evaluaties maken van de vooruitgang die ze boekten. Deze vooruitgang kan ondermeer worden vastgesteld aan de hand van indicatoren die de EU heeft bepaald, waardoor ook vergelijking met andere lidstaten mogelijk is. Een voorbeeld van zo’n indicator is het aantal mensen dat onder de Europese armoedegrens leeft. Vertegenwoordigers van de lidstaten komen regelmatig bij elkaar om de vooruitgang in het beleid te bekijken. Er worden ook rangordes opgesteld om aan te tonen welke lidstaat het beste en het slechtste scoort. Er wordt verwacht dat op deze manier druk zal ontstaan op de slecht scorende landen om beter hun best te doen om verlost te raken van hun ‘slechte reputatie’. 
 
Over het effect van de Open Coördinatiemethode (OCM) op het beleid van de lidstaten heerst veel discussie. In België werd door onderzoekers ten gevolge van de OCM wel degelijk een verandering vastgesteld in de wetgeving omtrent armoedebestrijding. Zo besteedde de EU in 2006, bijvoorbeeld, aandacht aan het thema ‘kinderarmoede’, waardoor dit in België opeens ook een belangrijk aandachtspunt werd. In mijn onderzoek onderzocht ik of de federale en Vlaamse ministers rekening houden met wat ze in hun Nationale Actieplannen beloven en of de NAP’s aan de Europese vereisten voldoen. Ik vergeleek de doelstellingen van de NAP’s met de doelstellingen die de Vlaamse en federale ministers voorop stellen in de regeerakkoorden, beleidsnota’s, septemberverklaringen en beleidsverklaringen. Deze documenten geven de grote strategische keuzen van het beleid weer. Ik ging na of in deze documenten wordt verwezen naar algemene Europese doelstellingen in verband met armoedebeleid of naar de NAP’s.  
 
Ik stelde vast dat in de Belgische en Vlaamse beleidsdocumenten weinig wordt verwezen naar de Europese Open Coördinatiemethode of de Belgische Nationale Actieplannen. Inhoudelijk zijn wel gelijkenissen tussen de accenten in de NAP’s en de beleidsdocumenten weer te vinden, maar deze link wordt nooit expliciet gemaakt. De bevoegde ministers lijken deze link met Europese doelstellingen liever niet te leggen. Dit zou kunnen wijzen op het fenomeen waarbij lidstaten liever laten uitschijnen dat zij autonoom beslissingen nemen. Maar het niet overeenstemmen van de prioriteiten in de beleidsdocumenten en de NAP’s wijst misschien eerder op een slechte afstemming tussen deze documenten. Een verklaring zou hiervoor kunnen gezocht worden in het feit dat de periodes waarvoor de NAP’s worden opgesteld niet overeenstemmen met de regeerperiodes. Bovendien wordt deze afstemming in België nog eens bemoeilijkt door de bevoegdheidsversplintering inzake armoedebestrijding over de verschillende beleidsniveaus en de niet-samenvallende regeerperiodes van de federale en Vlaamse overheid.
Nochtans vormt een belangrijke doestelling van de Open Coördinatiemethode het bevorderen van de samenwerking tussen de verschillende overheden binnen een lidstaat. In de Belgische beleidsdocumenten wordt er niet echt meer samenwerking tussen de verschillende overheden aangekondigd. Toch bleek dat oorspronkelijk het samenbrengen van de initiatieven van de verschillende beleidsniveaus in één document al een hele uitdaging was. Het feit dat er de daaropvolgende jaren steeds een NAP moest worden opgesteld draagt op zich al bij tot het beter coördineren van het beleid, ook al verloopt deze coördinatie nog niet optimaal.
In het kader van de Open Coördinatiemethode wordt aan de lidstaten ook gevraagd om het middenveld (zoals bijvoorbeeld armoedeverenigingen) meer bij het armoedebeleid te betrekken. In het tweede NAP van 2003-2005 worden daarom armoedeverenigingen bevraagd over hoe ze beter kunnen worden betrokken bij het opstellen van de NAP’s.
 
Uit mijn onderzoek blijkt dus dat er wel degelijk een invloed van het Europese op het Belgische armoedebeleid bestaat. Toch wordt deze invloed vaak niet onderkend door de Belgische en Vlaamse ministers. Het Europese armoedebeleid is echter niet enkel een positief verhaal. De armoede binnen de EU is immers niet gedaald. Dit betekent dat het Europese beleid zeker nog voor verbetering vatbaar is. Hoe kan dit beleid dan verbeterd worden? Nieuwsgierig? Lees dan zeker mijn scriptie! Zo kan u meer te weten komen over de voor- en nadelen van de Open coördinatiemethode en een eerste aanzet vinden om een eigen antwoord op deze vraag te formuleren. Verdiep u in de EU, want deze unie staat minder ver van uw bed dan u denkt!
 
 

Download scriptie (443.5 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2010